Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/397

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
369
DE GEOGRAPHISCHE VERSPREIDING DER DIEREN.

Kleinere eilanden, die ver van het vasteland verwijderd zijn, kenschetsen zich meestal door eigene soorten van vogels, terwijl daarentegen zoogdieren geheel of bijkans geheel ontbreken. Merkwaardig zijn in dit opzigt de twee groote eilanden, die Nieuw-Zeeland worden genoemd, door de vleugellooze geslachten Apteryx en Notornis en de vele soorten van de, eveneens vleugellooze, uitgestorven geslachten Dinornis en Palapteryx, waarvan sommige eene reusachtige grootte bereikten, die de grootte der struisvogels en kasuarissen ver overtrof. Even zoo leefde op het eiland Mauritius vroeger eene groote vleugellooze duivensoort, onder den naam van Dodo, door vroegere reizigers vermeld, maar nu reeds meer dan twee eeuwen uitgestorven.

In de noordelijke poolstreken vindt men eene groote gelijkvormigheid tusschen de landdieren, en dezelfde soorten worden daar, gedeeltelijk althans, in het oostelijk en westelijk halfrond waargenomen. In de gematigde gewesten houdt die gelijkvormigheid op, en in de tropische gewesten vindt men niet alleen andere soorten in Amerika dan in het oostelijk halfrond, maar zelfs zeer vele geslachten, die alleen aan een der werelddeelen eigen zijn. Dit verschil blijft in de gematigde gewesten van het zuidelijk halfrond voortduren, die overigens eene zeer geringe uitgestrektheid hebben, wanneer men ze met die van het noordelijk halfrond vergelijkt. In het zuidelijk halfrond is bijkans de geheele gematigde zone door den oceaan ingenomen.

Laat ons, vóór wij eindigen, nog eenige weinige oogenblikken bij de geographische verspreiding der zeedieren stilstaan. Wanneer wij het planten- en dierenrijk in dit opzigt weder met elkander vergelijken, dan zien wij, dat het verschil zeer groot is, en dat de uitkomsten, waartoe het onderzoek van de geographische verspreiding der planten geleid heeft, hier volstrekt ontoereikende zijn om over de geographische verspreiding der dieren eenig licht te geven. Planten, die in de zee gevonden worden, zijn slechts zeer weinig in getal, en zij behooren tot eenige weinige geslachten van eenvoudige bewerktuiging (algen, zeewieren). Het dierenrijk daarentegen wordt in de zee door soorten uit alle hoofdvormen en uit alle klassen vertegenwoordigd. Als men de insekten, spinnen, reptilen, vogels en zoogdieren uitzondert, dan zijn van al de overige dierklassen zeker veel meer soorten, die