Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
21
HET NUT DER PALMEN VOOR DE MENSCHELIJKE HUISHOUDING.

Bovenaan staat de zegen, dien de palmen door hun gemakkelijk te verkrijgen meel verspreiden. Niet alleen, zooals bij Borassus, leveren wortels en de jonge spruiten broodmeel (Fidogma), maar ook het geheele merg van den stam van Copernicia, Mauritia, Arenga, Oreodoxa, Gorypha, Caryota en Metroxylon bevat meel en sago, en vooral is het het laatstgenoemde geslacht, dat de beste, zoogenaamde parelsago levert, evenals ook eindelijk de vrucht van Guilielma.

Zonder moeitevollen arbeid, zonder akkerbouw is alzoo rijkelijk voor brood gezorgd. Maar bij brood behoort groente, en ook deze leveren de palmen voortreffelijk en in soorten. Men gebruikt daarvoor de jonge bladeren van Euterpe, Maximiliana, Cucusperma, Oreocloxa, Cocos oleracea, Lodoicea, Arenga (die den zoogenaamden palmkool levert), Areca en de jonge spruiten van Borassus. Bij het gereed maken der groente behoeft de zwarte of bruine huisvrouw niet in verlegenheid te zijn, want de vrucht van Oenocarpus levert eene uitmuntende eetbare olie, evenals die van Leopoldiana, terwijl de verbrande bladeren van Nipa het zout daarbij geven. Ook moet bij den maaltijd de soep niet ontbreken, die uit Elais gewonnen wordt en zeer goed zijn moet. Het zou mij voorwaar niet verwonderen, wanneer ik eens las van een nieuw ontdekten palmboom, aan welken een goed gebraad groeide; maar daar wij dezen heerlijken boom nog niet kennen, vergenoegen wij ons voor gebraad met de putao, een geregt uit spruiten van Borassus, met forellen of andere visschen gekookt. Bij dit alles behoort nu nog een goed dessert,—en hier zou men bijna in een embarras de richesse geraken, want over een dessert, waartoe de palmen de stof leveren moeten, zou men een geheel keukenboek kunnen schrijven. Als entremets dienen de gebraden noten van Borasrus en Guilielma of het inwendige vruchtweefsel van Nipa en Lodoicea, het coco tendre, misschien ook eene soort van blanc manger uit het gestooten eiwit van cocos, en het Yu kussee uit de vruchten van Oenocarpus en Euterpe. Ook fijn ingemaakte vruchten van Jubaea, Lodoicea, Arenga en vele anderen mogen niet ontbreken. Nu komen de ontelbare nog te eten vruchten, van welke bij ons de dadel (van Phoenix dactylifera) en de kokosnoot de eenige bekende zijn. Hem, die van koek houdt, geve men een stukje bast van Hyphaena, dat, zegt men, den besten peperkoek in smaak niets toegeeft.