Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/454

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
38
ALBUM DER NATUUR.

waren,—en dat retzius het er voor hield, dat de Pelasgen brachycephalen, de Hellenen daarentegen dolichocephalen waren geweest. De hoofden der oude standheelden, die typen van schoonheid en bevalligheid voorstellen, b.v. venus en apollo, zijn dolichocephaal; de typen van kracht, b.v. jupiter en hercules, brachycephaal. Hieruit, blijkt, dat beide schedeltypen in Griekenland voorkwamen. (Ibid. p. 306).

 

Vorm van den thorax bij de oude Grieken.—Bij dezelfde gelegenheid deelde boudin eene door hem opgemerkte bijzonderheid in den vorm van den thorax bij Grieksche standbeelden mede. Bij de tegenwoordige Europesche volkeren, ook hij de hedendaagsche Grieken, vormt de benedenrand van den thorax aan weerszijden van de linea mediana twee van het zwaardvormig uitsteeksel af naar beneden en naar buiten divergerende bogen, die naar beneden en naar elkander toe convex zijn. Bij de Grieksche standbeelden vond hij daarentegen, dat de benedenrand van den thorax een naar beneden concaven boog vormt. Daar de oude kunstenaars wel sommige bijzonderheden in den vorm, waaraan zij een denkbeeld van schoonheid hechtten, overdreven, (voorbeeld: de gelaatshoek van den Apollo van Belvédère van meer dan 90), maar nooit zóó van de natuur afweken, dat zij conventionele vormen schiepen, zoo schijnt men te moeten aannemen, dat de vorm van den thorax bij de Grieken inderdaad anders was dan bij ons. [Dit laatste betwijfel ik. Van voren beschouwd, vormt de onderrand van den thorax een hoek, waarvan de top door het zwaardsgewijs uitsteeksel, de beide beenen door de kraakbeenen der onderste ribben gevormd worden; deze beenen zijn convex naar de linea mediana toe. Maar de onderrand van den thorax, wanneer deze laatste horizontaal ligt en van den buik uit beschouwd wordt, vormt een boog met de concaviteit benedenwaarts. Hoe meer nu de thorax gewelfd is, hoe meer dus de rigting van zijn voorwand nadert tot de horizontale, des te meer zal de hoek met convex ingebogen beenen, die door den onderrand van den thorax gevormd wordt, in verkorting worden gezien en naderen tot den concaven boogvorm. De gedaante, die de Grieksche beeldhouwers aan den onderrand van den thorax gaven, is dus naar mijn inzien almede eene dier overdrijvingen van een schoonen vorm,—hier van eene schoone welving der borst,—waarvan boudin spreekt, en waarbij men nog het regtlijnig afloopen van het voorhoofd in den neusrug, zonder eenigen den minsten indruk aan den neuswortel, kan voegen].

 

Groei der beenderen in de lengte.—In de zitting van 4 Febr. 1861 der Académie des Sciences, herinnerde flourens aan zijne voor bijna twintig jaren