Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/457

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Kiezelschalige Foraminiferen.—Het was reeds lang bekend, dat de dieren, welke de groote klasse der Rhizopoden vormen, dan eens naakt zijn (b.v. Actinophrys), dun weder een hulsel bezitten, en dat dit laatste bij sommigen (b.v. Gromia) lederachtig, bij andere (b.v. Difflugia) uit zandkorreltjes zamengesteld is, bij nog andere (Polychtina en Acanthometra, de Rhizopoda radiolaria van joh. müller) uit kiezelzuur bestaat, terwijl wederom vele andere eene schaal uit koolzuren kalk bestaande bezitten.

Tot voor weinige jaren meende men, dat het laatste gold van alle Foraminiferen of Polythalamiën, en deze benamingen werden zelfs als synoniem met die van kalkschalige Rhizopoden beschouwd, toen het eerst max schultze (müller's Archiv, 1855, s. 171) twee levende species (zijne Polymorphina silicea en Nonionina silicea) ontdekte, welker schaal voor een groot deel uit kiezelzuur gevormd is, en later ook parker en jones (Ann. of nat. hist., 1859, s. 347) eene kiezelschalige Rotalide vonden, waaraan zij den geslachtsnaam Trochammina gaven.

Thans heeft reuss door een zeer omvangrijk onderzoek aangetoond, dat deze gevallen geenszins als zeldzame uitzonderingen te beschouwen zijn, maar dat integendeel de schalen van honderde soorten van Foraminiferen gedeeltelijk uit kiezelzuur beslaan.

Steeds echter maakt ook koolzure kalk daarvan een bestanddeel uit, doch in zeer verschillende mate. Eenige schalen vertoonen, met zuren behandeld, eene sterke opbruising, en daarna blijft slechts eene geringe hoeveelheid kiezelzuur als poeder terug, bij andere (b.v. Textilaria carinata d'orb.) is deze hoeveelheid grooter; bij nog andere (b.v. Lituola nautiloidea) is de gasontwikkeling gering, en het overblijvend kiezelzuur behoudt nog min of meer den vorm der schaal, maar valt reeds bij geringe drukking tot een poeder uiteen. Eindelijk zijn er ook (Bulima variabilis d'orb., B. Presli rss., Dentalina foetidissima rss. en meer andere), waarvan de schaal, na met een zuur behandeld te zijn, bijna onveranderd overblijft en zich slechts met moeite laat verbrijzelen. Zij vertoont zich dan onder het mikroskoop alleen fijn poreus. Al deze verschillen

1861.
6