Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/495

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
79
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

de vrucht een strobilus. Voor eene nadere in de gewone kunstspraak gestelde beschrijving verwijzen wij naar het oorspronkelijke.

W. vindt in dit zonderling gewas verwantschappen met de coniferen, met de casuarineën en zelfs met de proteaceën, maar is van oordeel, dat het de typus eener geheel nieuwe familie is.

De negers van Mucaroca noemen dezen dwergboom Tumbo en diensvolgens stelt W. voor het geslacht Tumboa te noemen.

 

De groene kleurstof der planten voortgebragt onder den invloed van het elektrisch licht.—De heer hervé mangon heeft over dit onderwerp eenige onderzoekingen in het werk gesteld met behulp van eenen door stoomkracht bewogen magneto-elektrischen toestel, die het licht tusschen koolspitsen deed ontstaan, welke toestel tot kustverlichting bestemd was.

In den loop van vijf dagen duurde het licht in het geheel 58 uren; de temperatuur der lucht verschilde van 23° tot 25° die van den bodem, waarin de planten stonden, van 19° tot 22°.

De voor de proef gebezigde rogge-plantjes waren eenige dagen te voren gezaaid en in eene donkere ruimte gehouden.

In allen ontwikkelde zich de groene kleurstof, als of zij in de lucht aan het daglicht groeiden. Ook bogen zich de stengeltjes naar de lichtbron toe. (l'Institut 1861, p. 268.)

 

Knal bij het openspringen der bloesemscheede van een palm.V. humboldt en later schomburgk hadden op hunne reizen in Amerika's keerkringgewesten waargenomen, dat de bloesemscheede van eenen palm, Oreodoxa regia, met een sterk geluid openspringt. Eene dergelijke waarneming, doch bij eenen anderen palm, Seaforthia elegans R. Br. werd onlangs gedaan in het groote palmenhuis te Kew. Eene bloesemscheede sprong open met een knal, schier zoo hard als die van een pistoolschot, en daarbij werd tevens een drie voet lang en ongeveer een voet breed overblijfsel van een ouden bladsteel naar beneden gestooten.

Berthold seeman, die dit geval mededeelt (Bonplandia, 1861, S. 210), schrijft dit plotseling met geweld openspringen der bloesemscheede toe aan de warmte, door de antherae ontwikkeld. Hij herinnert tevens aan den reeds door v. humboldt aangehaalden dithyrambus van pindarus op de lente, waarin gezegd wordt, dat: "de eerste openbrekende knal van den dadelpalm den terugkeer van de lente verkondigt."