Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
94
OVER DE TAAL EN DE VERGELIJKENDE TAALKENNIS, enz

begin, dat buiten onze voorstelling en bevatting ligt, willen wij ten slotte nog een enkelen blik slaan op het eigenlijk wezen der taal. Wij hebben reeds gezegd, dat er geen volk bestaat, hoe weinig ook ontwikkeld, of het bezit eene taal. De taal, zeiden wij, is een algemeen kenmerk van den mensch. Maar wij hebben het een uiterlijk kenmerk genoemd. Aan dat uiterlijke kenmerk beantwoordt een ander, hetgeen niet binnen de waarneming onzer zinnen valt, een kenmerk van den menschelijken geest. En dat kenmerk van den menschelijken geest is het vermogen om algemeene begrippen te vormen. Dat vermogen is de eerste grond der taal, en van daar dan ook, dat het woord rede zoo wel voor het verstandelijk vermogen als voor de spraak gebezigd wordt; hetzelfde woord duidt in velerlei talen beide deze begrippen aan. Sprakeloos en redeloos zijn woorden, die wij in gelijke beteekenis voor het vee, in tegenstelling van den mensch, bezigen. Het Grieksche woord logos heeft eveneens dien tweeledigen zin. Namen, hoezeer teekens van afzonderlijke voorstellingen, berusten op algemeene begrippen. Afgeleid uit eigenschappen der dingen (praedicaten), zijn zij, zonder algemeene begrippen, niet mogelijk. Gedachten en woorden zijn als ziel en ligchaam vereenigd; woorden zijn de ligchamelijke vormen van gedachten.

Men heeft in den laatsten tijd veel vlijt besteed om in ligchamelijke bijzonderheden het onderscheid tusschen den mensch en de digst tot den mensch naderende diervormen te bepalen. Maar, hoezeer er b.v, onderscheid bestaat in den uitwendigen vorm en de betrekkelijke grootte der hersenen, geeft ons het naauwkeurigst onderzoek geene zulke scherpe grenzen op, als sommigen wel willen beweren, tusschen de hersenen van den mensch en die van den chimpanzé, den orang of de gorilla. Het ware onderscheid tusschen mensch en dier is van dien aard, dat het niet afgeteekend, niet gewogen of gemeten, niet bij looden of duimen bepaald kan worden[1]. Het onderscheid ligt in den menschelijken geest.

 

 
  1. Rolleston, On the Brain of the Orang-Utang. Natural History Review, 1861, p. 215.