Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/138

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
118
BEENDERENHOLEN.

scheurend dier. Doch hoe belangrijk die wond ook was, doodelijk was zij toch niet; zou het nu niet wonderlijk zijn, dat die hyenaas gestorven waren juist in het zelfde hol, waarin zij gekwetst waren geworden, gesteld dat zij er in geleefd hebben? Hoe dit ook zij, die schedelwonden bewijzen ten duidelijkste, dat het er ver van af was, dat de verschillende dieren in vrede en eendragt hun leven in de holen doorbragten.

Ten dertiende: Wat de beenderen betreft, die afgeknabbeld zijn en sporen van tanden vertoonen, ook zij bewijzen niets, zoodra het bewezen is, dat de hyenaas hunne prooi niet in holen slepen. Zij hebben die afgeknaagde beenderen op de oppervlakte laten liggen en later zijn zij in holen en spleten geraakt. En zelfs al was het waar, dat nu en dan een hyena zijne prooi in eenen schuilhoek sleepte, hetzij dat hij vervolgd werd of dat een ander roofdier hem de prooi trachtte te ontnemen, dan nog zou zoo iets veel te zelden gebeurd zijn om daaruit de ontzaggelijke beenderenhoopen, die men in holen en spleten vindt, te verklaren.

Eindelijk ten veertiende: Men vindt niet slechts overblijfselen van al de genoemde dieren in holen en spleten alleen, maar ook in menigte in tertiaire en quaternaire lagen, zoowel in zeebezinksels als in zoetwaterafzetsels, ja ook in menigte in het alluvium. En zou nu de eene hyena in een hol geleefd, zijne prooi er in gesleept hebben en er in gestorven zijn, en zou zijn geslachtgenoot eene geheel andere levenswijze gevoerd hebben en nooit een hol hebben betreden? Neen, allen hadden de zelfde wijze van leven; allen verscheurden de doode paarden en runderen ter plaatse waar zij de lijken vonden; allen stierven op de oppervlakte, — maar de beenderen van vleescheters en planteneters, van vogels en kruipende dieren werden vervolgens door het water gespoeld in holen en spleten, en het slib, dat in het water was, overdekte hen, en eene korst van zoetwaterkalk beschermde hen voor eene geheele vernietiging.

En wat is nu de uitkomst van dit alles? wie hebben gelijk, zij die beweren, dat de roofdieren de holen bewoond hebben en er hunne prooi in hebben gesleept en verteerd, of zij die gelooven, dat de beenderen er door water in gespoeld zijn? Er is geen twijfel aan,