Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
151
VAN HET MENSCHELIJK GESLACHT.

ben. Boucher de perthes heeft, — dit zij in het voorbijgaan gezegd, — aan zijne levendige verbeelding wel eens wat al te veel bot gevierd; dit bewijst o.a. zijn beweren, dat sommige der door hem gevonden vuursteenen, die hij zelf in 't eerst slechts voor van zijne bijlen afgeslagen schilfers aanzag, voortbrengselen van primitive beeldende kunst zijn. Hij onderscheidt in die schilfers afbeeldingen van allerlei dieren, ook van menschen, ja zelfs van twee verschillende menschenrassen!

Waar het intusschen hier op aankomt, is de bewering van boucher de perthes, dat de genoemde steenen voorwerpen bewijzen, dat de mensch geleefd heeft ten tijde van de dieren, wier beenderen bij die voorwerpen zijn gevonden en dus ten tijde of voor de vorming der diluviale lagen, waardoor zij overdekt zijn. Hier rijst in de eerste plaats de vraag: zijn die voorwerpen inderdaad door menschen vervaardigd, of zijn zij alleen steensplinters, door andere door de golven bewogene steenen afgeslagen van grootere vuursteenbrokken? Ik moet erkennen, dat ik, toen mij de zoogenaamde vuursteenen bijlen — die men trouwens niet slechts bij Abbeville, maar ook elders in Frankrijk en in andere landen zóó of nagenoeg zóó aantreft, — nog slechts bekend waren uit afbeeldingen, die alleen de omtrekken aangaven, tot het laatste gevoelen zeer overhelde. Sedert ik echter een aantal dier bijlen zelven gezien heb, denk ik er anders over en komt het mij voor, dat zij wel degelijk door menschen gemaakt zijn. Ik bedoel hiermede echter alleen die vuursteenen, die een van beide beschreven vormen bezitten. Die beide vormen zijn zoo standvastig dezelfde, hoe groot of hoe klein de steenen ook zijn, dat er aan een toevallig ontstaan bijna niet te denken is. Waren zij ook ontstaan door het tegen elkander slaan van vuursteenen in een sterk bewogen water, dan zou men toch hier of daar kenteekenen van rolling en afslijting moeten bespeuren; doch dit is niet het geval. Dat zij overigens als werktuigen kunnen gebruikt zijn, 't zij als messen ter afzaging van dikke boomtakken of jonge stammen, ten einde daarvan knodsen te vervaardigen, gelijk broca wil, 't zij op andere wijzen, is zeker, en dat zulk een vuursteen van de grootste soort, in een houten steel geklemd, een bijl oplevert, die althans als verdedigingsmiddel zeer goed te gebruiken is, bewijst een dergelijke bijl, dien de hoogleeraar