Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/194

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
174
VICTORIA REGIA.

komen alleen op die plaatsen voor den dag, welke zich als de punten van inhechting der bladen doen kennen. Overal, waar een bladsteel uit den stengel ontspringt, ziet men hem als ware het rusten op eene vooruitspringende schijf, en het is aan de ondervlakte van dit orgaan dat de bedoelde vezels in het water neêrhangen. Men zou haar dus als de tegenvoeters der bladen kunnen beschouwen.

Juist doordien de bladstelen der Victoria aan hun voet meer uitgezet zijn dan elders, heeft de stengel der plant op eene dwarse doorsnede een onregelmatig stervormig voorkomen. De wortels, welke hij uitzendt, en die bij forsche planten niet zelden zoo dik zijn als een middelste vinger, zijn fraai wit of lichtgrijs van kleur, rolrond, en in twee of drie digt op elkander geplaatste rijen gerangschikt. Hun getal verschilt al naar mate de plant, waartoe zij behooren, een meer of minder ver gevorderd tijdperk van ontwikkeling is ingetreden, en verder ook naar gelang het te voorschijn komend blad forscher of minder forsch van bouw is. Aan den voet van bladen van 5½ voet middellijn heeft men niet zelden 24 wortels geteld.

Elk blad der Victoria is aanvankelijk in eene omgekeerd-peperhuisvormige, rozeroode, vliezige en doorschijnende kap verborgen en komt daaruit van ter zijde voor den dag. Genoemde kap omhult tevens den top des stengels en vervult de rol, die bij landplanten aan de knopschubben is toevertrouwd. Ofschoon zij later scheurt, verdroogt en eindelijk ter naauwernood eenige overblijfselen achterlaat, blijft zij toch zoo lang aanwezig, tot men den aanleg van een volgend blad, ook al weer in zijne eigene kap verborgen, door haar vliezig weefsel heen kan waarnemen. Het blijkt uit het hier omtrent die kap medegedeelde, dat zij gedurende een geruimen tijd met het blad in omvang toeneemt, hetgeen ons echter niet kan verwonderen als wij bedenken, dat zij eigenlijk een integrerend deel van het blad zelf uitmaakt en als het sterk verbreede en blaasvormig gezwollen onderst uiteinde van den bladsteel beschouwd kan worden.

De bladen der koninklijke Waterlelie zijn in eene spiraal om den stengel geplaatst en wel zoodanig, dat ieder volgend blad van een voorgaand 137°30' verwijderd staat. Onmiddellijke waarneming nl, leerde, dat van het beperkt aantal bladen, die de Victoria in onze