Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/220

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
198
DE ENGELSCHE KOLENMIJNEN

daarom op de volgende bladzijde een kaartje van Engeland bij, waarop de streken, alwaar het voorkomen der steenkolen boven allen twijfel verheven is, door een donkere tint zijn aangewezen. Wat de grenzen der kolenvelden in het zuiden van Schotland betreft, die hebben wij minder naauwkeurig kunnen bepalen, omdat de daartoe noodige gegevens ons niet toegankelijk waren. Ten naastenbij zijn ze echter zoo als het hier is voorgesteld.

Men zal nu met een enkelen oogopslag uit dit kaartje erkennen, dat de steenkolenbeddingen in Engeland eenen vrij breeden gordel vormen, die van Bristol en Swansea in het zuidwesten zich naar New-castle en Carlisle in het noordoosten uitstrekt, en daarbij dikwerf afgebroken wordt of in eene menigte van kleinere velden vervalt; in het bijzonder is dit het geval bij die afdeeling, waarvan Birmingham het middelpunt uitmaakt. Bij eene verdeeling in hoofdgroepen merken wij op: 1°. het zoo beroemde en bekende veld van Newcastle; 2°, het veld tusschen Leeds en Nottingham; 3°. het zeer verscheurde veld van Birmingham en Liverpool en eindelijk 49 het veld van Zuidwales in de omstreken van Bristol, Cardif en Swansea. Beschouwt men eene meer uitvoerige kaart van Engeland, dan vindt men het eerste veld in de graafschappen Northumberland, Durham en Cumberland, het tweede in York, Derby en Nottingham, het derde in Lancaster, Shrop, Stafford, Warwick en Leicester en het vierde in Somerset en Zuidwales. Enkele velden liggen eenigzins afgezonderd van den hoofdgordel, onder anderen het kleine veld op het eiland Anglesea. De uitgestrektheid dezer vier hoofdafdeelingen verschilt weinig onderling, zoo komt er bijv. op no. 1 22%/,, op no. 2 24%, en op no. 3 en no. 4 ieder 27%, van het geheel. In Schotland bevinden zich de steenkolen in de graafschappen Ayr, Lanark, Midlothian en Fife, ongeveer zooals het kaartje zulks aantoont, in eenen grooten kom aan weêrszijden der rivieren Clyde en Forth.

Van de Engelsche steenkolen bevinden zich alleen die in het zuiden van Wales in eenen kom, daar de in de rigting van het oosten naar het westen zich uitstrekkende banken aan de noordelijke grens naar het zuiden en langs het kanaal van Bristol naar het noorden helt. Deze omstandigheid wordt opgehelderd, als wij in aanmerking