Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/223

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
201
DE ENGELSCHE KOLENMIJNEN

Schotland, België en sedert een tiental jaren ook voor de Ruhrstreken, van groote beteekenis. In dezelfde groeve kan men in dit geval den ijzersteen en de brandstof voor het smelten opdelven, en tevens den kalksteen, die voor de gemakkelijke scheiding van het ijzer en de vreemde zelfstandigheden onmisbaar is. Zoo is het onder anderen te Seraing in België en in de meeste Engelsche kolenmijnen. Vandaar is het zoo goedkoope, maar ook vrij slechte giet- en staafijzer afkomstig, dat hier te lande onder den naam van Engelsch en Belgisch ijzer verkocht wordt.

Het aantal der afwisselende banken in ééne mijn is zeer verschillend, hier en daar bedraagt dit soms meer dan honderd. In het veld van Newcastle-Durham telt men in het geheel 57 lagen, waarvan de dunste eene dikte van 2 N. duimen en de magtigste van 2 N. ellen bezitten. Bij eene magtigheid van 2 duim valt aan exploitatie natuurlijk niet te denken, of zulk eene laag moest als een zoom naast dikkere lagen zich bevinden. Indien men alle bij Newcastle voorkomende banken zonder den tusschenliggenden schiefer enz. op elkander stapelen kon, dan zoude men eene massa van 25 N. ellen dikte verkrijgen, waaruit men tot de ontzaggelijke hoeveelheid der aldaar aanwezige steenkolen besluiten kan, wanneer men bovendien in aanmerking neemt, dat dit veld alleen 13½ uren gaans lang en 7 uren breed is en eene oppervlakte van 34 vierk. geogr. mijlen bezit, dus meer dan sommige provinciën van ons land.

Voor wij verder gaan, willen wij nog eerst eenen vlugtigen blik op de menschen werpen, wier taak het is met het uiterste levensgevaar onze brandstof uit de diepte op te halen, waartoe wij ons des te meer gedrongen gevoelen, daar de vreeselijke ramp, in het dorp Hartley ten oosten van Newcastle onlangs gebeurd, nog versch in ons geheugen ligt en ons diep medegevoel heeft opgewekt. In de buurt van Newcastle vinden omtrent 42000 en in geheel Engeland 220000 werklieden met hunne familiën in het steenkolenbedrijf hun levensonderhoud. En men moet bekennen, het is geene gemakkelijke broodwinning. Met den klokslag drie in den nacht begeeft zich de mijnwerker naar den put, waarin hij na een kort gebed door den opziener uitgesproken nederdaalt. Een lampje met een flaauw brandend licht —