enkele minuut weg te blazen. Er is ook nog eene waterleiding voorhanden voor den aanvoer van het water, dat bij den arbeid wordt
| Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen. |
Fig. 1.
gevorderd, De boormachines van sommeiller bestaan vooreerst uit een' liggenden cilinder A B van 6 ned. duimen wijdte (zie fig. 1), waarin zich een zuiger C door de zamengeperste lucht 200 maal in de minuut heen en weder beweegt, over eene lengte van 2 palm. De zuigerstang gaat aan beide einden D en E door de cylinderdeksels heen. Aan de dikste stang D wordt de beitel of boor bevestigd; deze laatste heeft eene lengte van 5 tot 20 palmen en moet gedurig verwisseld worden; want hoewel de beitels van zeer goed staal zijn vervaardigd, worden zij voortdurend door afbrokkeling vernield, en niettegenstaande er slechts 8 gelijk in werking zijn, gebruikt men toch gemiddeld elken dag 150 stuks. Zij werken niet alleen stootend, zooals de lezer al ligtelijk uit den heen en weêrgang des zuigers C zou kunnen afleiden, maar ook, onder een vreeselijk geknars op den harden steen, draaijend. Die draaijende beweging wordt aan het andere einde E van de zuigerstang bewerkt door eene mechanische inrigting, die te zamengesteld is om haar hier uit elkander te zetten. Dat draaijen geschiedt intusschen niet snel: na 16 heen en wedergangen van den zuiger of stooten van den beitel is deze laatste onderwijl slechts eenmaal rondgedraaid.
De beweging van den zuiger geschiedt op de volgende wijze: de opening a is verbonden door eene sterke gom-elastieke buis met de genoemde luchtgeleidbuis, die in den tunnel ligt. Ten gevolge van het openen eener kraan, treedt dus de zamengeperste lucht in de lucht kast G H. Hoewel die kast bij c, d en n openingen heeft, door welke de lucht in den cylinder A B kan treden, is haar dit in den afgebeelden stand slechts bij n mogelijk, omdat de andere openingen door een bakje m gesloten zijn. Zij zijn dat evenwel niet op dezelfde