Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/291

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
269
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

en het is in den regel eerst tegen het vallen van den avond, dat zij zich daarbuiten wagen om hunne soms verre togten af te leggen naar wateren bevattende dreven; alwaar zij, gelijk tennent zich uitdrukt, gedurende den ganschen nacht plassen en spelen, tot het krieken van het eerste morgenrood, dat hen tot waarschuwing strekt om zich op nieuw te gaan verschuilen in de diepste diepten van het woud. Deze schrijver doet dan ook zeer bepaald uitkomen, dat de olifant in geenen deele groote warmte zoekt of behoeft. Inzonderheid die van Ceylon houdt zich bij voorkeur in de koele bergstreken op en leeft daar soms in kudden, op eene hoogte van 8000 voeten boven de zee, waar het zelfs meestal in den morgenstond rijpt.

Ofschoon dit kolossale dier, in den zin van omvang en inhoud, te regt "een monster van stof" is geheeten, wordt de grootte der olifanten, zoo in oude als zelfs in enkele nieuwere populaire geschriften, veeltijds met overdrijving aangegeven. Ons oog, zoo weinig gewoon aan het beeld van zulke levende gevaarten, is al ligt geneigd om den reeds grooten omvang daarvan nog te overschatten, bij gemis aan voldoende punten van vergelijking. Eene hoogte van 20 voeten, meermalen aan dit dier toegeschreven, is fabelachtig, en werd zelfs niet eens door de Mastodonten bereikt. In den regel moet dit cijfer, en dan nog wel meer bepaald voor de grootere, mannelijke dieren, tot op hoogstens de helft daarvan worden terug gebragt. Zelfs de Zuid-Afrikaansche, — waaronder de grootsten zijn, — halen meestal niet meer dan 9 tot 10 voet, en de Ceylonésche zijn gemiddeld niet hooger dan 8, en bereiken niet dan zelden 9 voeten. Slechts bij eene hooge uitzondering wil men enkele individuën hebben waargenomen, die van Il tot 12 à 13[1] voet maten, gemeten, zoo als hier overal bedoeld wordt, van de zolen der voorpooten tot op den schouder of schoft (volgens sommigen zelfs tot op het hoogste gedeelte van den kop). En eene zoodanige hoogte springt dan ook duidelijk genoeg in het oog, als men zich die bijv. verzinnelijkt door de plaatsing van twee lange menschen boven elkander.

  1. De Koning van Napels "zou" er in 1745 een van den Sultan van Turkije ten geschenke hebben ontvangen, die eene hoogte had van ruim 13 voet!