Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/301

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
279
VORDERINGEN IN DE PHOTOGRAPHISCHE AFBEELDING ENZ.

geldt ook volkomen omtrent dit onderwerp, en daarom kan deze soort van waarnemingen van zooveel belang worden geacht.

Achtereenvolgens zullen wij zien, hoe warren de la rue geslaagd is ten opzigte van sterregroepen, van de kometen en van de zon. Een vierde punt, dat zeker van niet minder oogenblikkelijk gewigt is, de photographische afbeelding der laatste zonsverduistering, is door mij in een ander opstel behandeld[1].

I. Wat betreft de photographische afbeelding van nevelvlekken en sterrehoopen, of het in kaart brengen der sterren door photographie, had hij verscheidene proeven in die rigting genomen en had eindelijk bevredigende uitkomsten verkregen; ten laatste had hij ook een middel gevonden om deze wijze van afbeelden gemakkelijk te maken voor de uitvoering. Het geschiktste werktuig voor dit doel bleek te zijn eene camera, waarvan de brandpuntsafstand kort was in verhouding tot de opening, op de wijze van eene gewone portret-lens; en waarbij de grootte van de lens moet overeenkomen met de gewenschte schaal van de kaart. De camera moet natuurlijk op een paralactischen voet zijn geplaatst en door een uurwerk voortbewogen worden. Met behulp van zulk een werktuig worden de beelden der sterren met groote snelheid op eene collodium-plaat opgenomen. Zoo was het onder anderen niet moeielijk om afbeeldingen der Pleiaden te verkrijgen, zelfs door eene matige werking op het collodium in het brandpunt van eenen gewonen kijker, en derhalve veel spoediger door eene portret-camera. Bij het op die wijze in kaart brengen van sterren bestaat de grootste moeijelijkheid niet daarin, om de beelden van die sterren te verkrijgen, maar wel om de eenmaal verkregen beelden terug te vinden; want zij zijn niet grooter dan de stippen, eigen ook aan het beste collodium. Het helpt volstrekt niet, te trachten deze moeijelijkheid te boven te komen door het vergrooten van het geheele beeld; maar men kan eenen beteren weg inslaan, door, — in plaats van de beelden zelve op te vangen, zoo als zij onder den vorm van punten in het brandpunt worden gevormd, — de plaat iets uit het brandpunt te brengen en dus de lichtkegels zelve te

  1. Genoemd opstel zal in eene der volgende afleveringen het licht zien.