Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/304

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
282
VORDERINGEN IN DE PHOTOGRAPHISCHE

zulke grootere afbeeldingen te verkrijgen; maar eene grootere moeiijjelijkheid veroorzaakte hier het groote gewigt van den noodigen toestel, die op eene ongeschikte plaats aan den kijker moest worden aangebragt; onder anderen was het noodzakelijk het werktuig, dat dienen moest om eene plaat van achttien duim in het vierkant te dragen, op eenen afstand van vier voet van het oculair te bevestigen. Eerst scheen dit bezwaar voor geene oplos sing vatbaar te zijn, maar later gelukte het hem toch door het gebruiken van een geschikt tegenwigt en door het ondersteunen van enkele deelen van het werktuig. Maar toen deed zich weder eene andere moeijelijkheid op in de overmatige hitte van het zonnebeeld: immers wanneer dit slechts gedurende zeer korten tijd op de oogenblikkelijke schuif viel, dan werd deze zóó verhit, dat zelfs een gedeelte van den toestel in brand geraakte. Men was nu gedwongen om een valluikje aan te brengen voor de opening van den kijker, dat daarvoor gemakkelijk konde heen en weder bewogen worden, en wel met zoodanige inrigting, dat het geopend werd juist op het oogenblik dat de plotseling photographiërende toestel in werking kwam, en dat het onmiddellijk daarop weder konde worden gesloten.

Eindelijk werden deze werktuigkundige zwarigheden gelukkig overwonnen en konde hij zijne proefnemingen beginnen, ten einde den geschiksten vorm te bepalen voor het tweede vergrootglas. Deze waren echter nog verre van geëindigd, en er vielen nog belangrijke zwarigheden te overwinnen, vóórdat men afbeeldingen van zonnevlekken zal kunnen verkrijgen, die den gewenschten graad van scherpte bezitten. Hij had zeer onlangs een gewoon oculair gebezigd als tweede vergrootglas en het digter bij den grooten spiegel gebragt dan voor een volmaakt optisch beeld zoude vereischt worden, opdat daardoor het brandpunt der chemische stralen juist op de plaat zouden vallen; en langs dezen weg had hij eenige afbeeldingen van enkele gedeelten der zon verkregen op eene bijzonder groote schaal, waarbij de middellijn der zon drie voeten zoude bedragen. En deze photopraphieën beloofden reeds veel voor de toekomst, al hadden zij nog niet juist de volmaaktheid bereikt. Daarom meende hij der vergaderde afdeeling geene ondienst te bewijzen door ze haar te vertoonen, liever dan op een meer volmaakt slagen te wachten.