Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/350

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
328
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

er niet dan bij uitzondering gebruik van en alsdan nog meer tot drukken dan wel tot stooten. Meer zouden zij, bij het temmen van wilde makkers, deze er mede tot hun pligt weten te brengen[1]. Men heeft gezegd, dat zij ze soms bezigen, vooral in Afrika, om er bij drooge tijden mede in den zandgrond te boren, ten einde wellen van drinkwater of saprijke aardvruchten of wortels op te sporen; even zoo wil men gezien hebben, dat zij er de stammen van jonge palmen of andere boomen mede openreten om er het merg uit te halen; doch dit is voorzeker niet gewoon. Veel algemeener is het gebleken, dat zij ze te baat nemen als beveiligings-bolwerk voor hunnen snuit om aanvallen van andere dieren op dit deel op te vangen, en veel meer nog als hulpmiddel voor dezen en de lip, tot het afbreken of afplukken van takken, bladen en vruchten, waarmede zij zich dagelijks voeden. Zelfs zouden de kleine, rudimentaire slagtanden der Ceylonésche olifanten hierdoor(?) meermalen eene kleine sleuf of groeve verkrijgen nabij de punt. Bij sterken wasdom nogtans zijn zij hun, in het nemen van voedsel, veeleer hinderlijk, dan voordeelig, zelfs in die mate, dat men ze deswegens, bij de getemden, wel eens ten deele afzaagt. Het zijn overigens de dienstdoende olifanten, die er zich eerst in hunnen gevangen staat het best van leeren bedienen, inzonderheid tot het opligten en vervoeren van zware lasten.

Veel meer nog dan door de beschreven deelen, en zonder uitzondering, kenmerkt zich de kop van den olifant door zijne lange, bewegelijke "tromp", "slurf" of "snuit". Door dit orgaan is hij de eenige, nog overgebleven vertegenwoordiger van de familie, of zelfs orde der ware Proboscidea of snuitdragende dieren. Hoedanig het moet worden beschouwd, als een' lange neus of als eene verlengde hand, ook daarover zou weer kunnen worden gestreden, ware het niet eenvoudiger op te merken, dat de beteekenis van beide deze deelen daaraan kan worden gehecht. Niet onaardig heeft reeds buffon dit uitgedrukt door de voorstelling »als droeg de olifant zijnen neus in de hand"!

  1. Baldaeus heeft dienaangaande de volgende kernachtige zinsnede: "dan werden de Wilde Elephanten geleijdt tusschen twee Tammen, die, als hij wederhoorigh is, van de Tamme met de Tanden in zijn Huijt gestooten werdt, dat hij kreeuwt;zoo leert hij gehoorzaamheijdt"; enz.