Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/357

Uit Wikisource
Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina
335
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.


Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.

Voet van den olifant.

wel steeds aanwezig aan den voorvoet, doch niet altijd aan den achtervoet, die veeltijds bij den Indischen vier, bij den Afrikaanschen slechts drie bezit. Edele individu's der Sumatraansche soort vertoonen nogthans meermalen het volkomen twintigtal nagels. Dat er over deze deelen

is getwist, hangt ten deele af van de betrekkelijk late volkomen ontwikkeling der nagels, en dat zij dikwijls meer of minder geïncrusteerd zijn in de eeltachtige huid van den platbollen voetzool. Hoe beter zigtbaar zij zijn, hoe ronder en gladder, van des te edeler "caste" wordt de olifant door de Oosterlingen gehouden.

Dat de olifantspoot geene gewrichten zou hebben, — waardoor het dier, eens gevallen, niet weer zou kunnen opstaan en waardoor het verpligt zou zijn staande te slapen,— is een van de oudste, of, naar de uitdrukking van tennent, van de klassiekste" of "eerwaardigste" dwalingen der oudheid. Tallooze citaten getuigen daarvan, en het "nec in somno jacet" was een geliefkoosd thema der Romeinsche dichters, waaraan een feit ten gronde lag, dat zelfs in het midden der vorige eeuw nog niet voldoende was opgeklaard. De waarheid is, dat zij zeer goed kunnen gaan liggen en ook vrij goed kunnen opstaan, dat zij ook zeer dikwijls, even als andere dieren, op een der zijden zelfs, liggen te slapen. Maar de waarheid is ook, dat zij daarna niet zoo gemakkelijk kunnen opstaan als de meeste andere viervoeters, en dat zij zoo goed gedragen en gesteund worden door hunne kolossale beenen, dat zij gemakkelijker op deze lang kunnen blijven staan. Zij kunnen best gaan liggen, maar willen dikwijls niet, en het is volkomen waar, dat zij ook staande slapen, vooral als zij oud zijn of in gevangenschap stram en stijf zijn geworden. De pas gevangen olifanten vooral slapen, — naar de meest geloofwaardige getuigenissen van oudere en nieuwere dagteekening, — soms 3 à 4 maanden achtereen, — niet dan