Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/362

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
340
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

steunen, knorren of brommen, dan weder een meer schel geschreeuw of geblaas met de slurf, dat door livingstone is vergeleken met het fluitje eener locomotief(?), doch veel algemeener met de toonen van eene trompet. Van hier niet alleen de naam van "tromp", maar ook vindt men sprekend daarheen gewezen in oude teekeningen van dit deel, als van voren in den vorm van eenen waldhoorn uitloopende, De olifant zelf wordt gezegd bijzonder aandoenlijk te zijn tegen den indruk van sommige geluiden, vooral van die van vele schreeuwende menschenstemmen. Zijn gehoor is dan ook zeer ontwikkeld en scherp, zelfs wordt het muziekaal genoemd. Zeker is het meermalen waargenomen, dat het geluid van sommige instrumenten, of ook dat van "concerten hun aangeboden", hen bijzonder vermaakte of opwekte[1]. Ook bleek het niet alleen bij de dansoefeningen der gedresseerde olifanten, maar desgelijks bij de Ceylonesche werk-olifanten, die men eenen gelijkmatige inspanning vorderenden arbeid dikwijls veel juister zag verrigten onder het gelijktijdig voorzingen van een of ander matrozenliedje door hunne oppassers. In het wild herkennen zij daardoor den wil der geleiders van de kudde; zelfs uit de verte en na tot diep in de bosschen verspreid te zijn geweest, verzamelen zij zich op niet eens sterke geluiden door dezen voortgebragt.

Hersenen van den olifant.
a. Reukzenuwkwabben (groot).
b. Gezigtszenuw (betrekkelijk klein).
c. 5de paar (zeer groot voor het gevoel in den snuit).
d. 7de paar (zeer groot voor de beweg. v. den snuit).

Daarbij intusschen worden zij niet minder ondersteund door hunne insgelijlijks fijne reukorganen. nekKi Au EIS BMVISIN ADEN

Harrison vestigde ten dezen de oplettendheid op de bijzondere grootte van hun reukzenuwtoestel, vooral van de reukzenuwkwabben der hersenen. Op den reuk

  1. Houel en anderen.