Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/367

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
345
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

deze laatsten ze soms, bij hunne zuigelingen, de dienst toevertrouwen van "baboe" of kindermeid, en hen daarbij de wacht laten houden, terwijl men wil hebben gezien, dat zij met de slurf de vliegen van de slapende kleinen verjagen!

Trouwens zij zijn tot zoodanige dienstverrigtingen omzigtig genoeg; althans hunne groote voorzigtigheid mogt liever ten spreekwoord zijn geworden dan die der slangen, omtrent welke men voor deze eigenschap weinige of geene bewijzen heeft. Ik laat daar de bijzonderheden van eenige meer gewone opgaven, deels goed geconstateerd, deels nog eenigzins twijfelachtig, deels eenvoudig af te leiden uit vroegere ervaring van ongelukken bij hen zelven of hunne makkers. In het voorbijgaan herinner ik, onder dezen, aan hunne zorgvuldigheid bij het bestijgen van bergpaden of bij het gaan over kleine wegen tusschen de rijstvelden; — aan het zoogenaamde peilen of sonderen van den grond, op onbekend terrein of in die landen, waar men tracht hen in wolfskuilen te vangen; — aan het beproeven der stevigheid van vlotten, vaartuigen of vooral van bruggen met één der voorpooten, vooral wanneer zij bijzonder zwaar beladen zijn; — het tijdelijk verwisselen van hun verblijf onder de hooge boomen van het woud tegen dat in het open veld, bij het uitbarsten van een hevig onweder enzv. Welligt is echter deze laatste waarneming meer in verband te brengen met hunne begeerte naar den verfrisschenden regen, die daarop volgt, dan wel als een voorzigtigheidsmaatregel te beschouwen. Meer bepaald echter vestig ik de opmerkzaamheid op eene hoogst belangrijke en even leerzaam als natuurlijk geschetste mededeeling over deze eigenschap door tennent. Hij ontleende die aan het avontuur van een zijner vrienden, den majoor skinner, belast met het opnemen en aanleggen van wegen in het binnenland van Ceylon.

In de nabijheid van een zijner kampementen, op de grens van een donker oorspronkelijk woud, bevond zich een door het drooge jaargetijde half uitgedroogd moeras, het eenige wat op vele mijlen in den omtrek te vinden was. In den omringenden bodem waren duidelijk versche olifantssporen waar te nemen, doch verschrikt door de luidruchtige werkzaamheden der koelie's hadden de olifanten zich op den dag volkomen schuil gehouden. Den majoor bekroop de lust, om hen in den nacht te bespieden