Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/374

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
352
KERSEN.

hier reeds sinds lang bekend en hadden toen zeker ook reeds den naam van meikersen verkregen. Bij het nazien mijner aanteekeningen over deze onderwerpen vindt ik ook nog het volgende in o.g. heldring, Wandelingen ter opsporing van Bataafsche en Romeinsche oudheden. Amsterdam 1838, I, bl. 42: Te Angeren, een der oudste plaatsen van de Betuwe, dezelfde, waar men meent, dat de Batavieren het eerst geland zijn, verhaalt men, dat in het begin der 18e eeuw door den heer van der palm het eerst de kersen in boomgaarden gepoot zouden zijn; van welken tijd af de kersen een voorwerp van handel en verzending geworden zijn.

Even als de vogelkers (Prunus avium, sylvestris) bij ons in het wild groeit, zoo ook in de hoogere bergstreken in de bosschen van KleinAzië Het is uit lange loten van dezen boom, dat de bekende en, vroeger vooral, hooggewaardeerde Turksche pijpenroeren gemaakt worden, luidens het aangehaald reisverhaal van koch; doch niet van Prunus Mahaleb, zoo als men vroeger meende. Deze laatste, de Kleine vogelkers of ook wel St. Lucia kers, Weichsel in Duitschland genoemd, en aan de sterke honiggeur der bloemen in onze tuinen wel te kennen, wordt ook wel eens tot bereiding van het likeur Maraskin gebruikt, in plaats van de Prunus Marasca uit Dalmatië, die anders eigentlijk daartoe dient.

Het hout van deze wilde vogelkers, dat tot die lange pijpenroeren dient, is geheel zonder geur en krijgt deze eerst als men die, zoo als men daar gewoon is te doen, een geruimen tijd in rozenwater heeft laten liggen.