en ander, hoe vast ook bevestigd, kan niet als even zoo vele blijken van buitengewoon dieren-verstand in rekening worden gebragt. Immers vele dieren, en wat de laatste waarneming betreft, zelfs de minder aanzienlijken, zoo als het stekelvarken, vele torren en spinnen, doen dit evenzoo. Velen zijn ook veel moeijelijker te verschalken of te schieten dan zij, en sommigen weten zich, eens gevangen, veel beter te bevrijden. Het is b.v. juist geen bijzonder bewijs van groote schranderheid, wanneer men leest, dat, bij groote jagten, gebonden olifanten in den regel niet in het minst worden geholpen door hunne nog vrije makkers in het losmaken of verbreken hunner boeijen, De waarheid is dan ook, dat de olifant, in zijn volmaakt wilden staat, veeleer eenvoudig van natuur schijnt dan slim. Hij behoeft dit ook niet te zijn, althans niet in zijne wildernisssen; hij behoeft geene vijandige dieren te vreezen; hij heeft zich geene moeite te geven tot het vervaardigen van holen of nesten, daar hij die niet bewoont; listen, om zich voedsel te verschaffen, zijn voor hem geen vereischte, daar dit hem rijkelijk en als van zelf ten dienste staat. Maar, vraagt men, wat kan hem dan den aanstoot geven tot zoodanige uitingen van voorzigtigheid, als waarvan zoo even ter loops gewag werd gemaakt en een weinig vroeger (blz, 345) een zoo sprekend voorbeeld werd aangehaald? Eensdeels zoeke men dit in zijnen betrekkelijk langen levensduur, die hem in staat stelt eene rijpere ervaring op te doen dan vele andere dieren. Anderdeels en wel grootelijks is het een uitvloeisel van zijne ongezochte aanraking met den mensch, die hem overal in zijne eenzaamheid is komen verstoren, of wel van vrees voor dezen zijnen grootsten vijand. Even zoo is het deze, die zijnen aanleg, zijne leerzaamheid, in den getemden staat, weet te ontwikkelen. Veel wat men "zijne schranderheid" heeft
voert, en nederviel, zonder eenig uitwendig teeken van leven meer te geven. Na vruchtelooze pogingen om hem weder te doen bijkomen, ontdeed men den gewaanden doode van zijne strikken en verwijderde zich. Eenige schreden voortgegaan hoorde ‚men hem trompetten, ijlings opstaan en de vlugt nemen naar het woud. Is echter deze krijgslist geheel oorspronkelijk bij hen of weder nabootsing? Immers wordt door meerdere schrijvers opgegeven, dat de olifant inderdaad meermalen onderhevig is aan eenen plotselingen dood. Bij pas gevangenen neemt men dit niet zelden waar, en noemt dit "het breken van hun hart."