Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/408

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2
ALBUM DER NATUUR.

de daaruit opstijgende zuil hare kracht en gedaante; — waterdampen zijn ook oorzaak der zich daarin vertoonende elektrische verschijnselen; — weder tot water gecondenseerde waterdampen vormen voorts de vulkanische plasregens; — waterdampen stijgen nog op uit de lavastroomen, wanneer deze reeds opgehouden hebben te vloeijen; ook de poreuse geaardheid van vele lavas wordt door waterdamp teweeg gebragt, en zelfs in den toestand van tijdelijke rust ademen de vulkanen waterdamp uit, die ook in de sulfataren nimmer ontbreekt. Het schijnt zelfs, dat bij de uitbarsting van vele vulkanen het zeewater de voornaamste rol speelt, daar zich hieruit de bijmenging van verschillende chloormetalen en de zeer gewone ontwikkeling van zoutzure dampen uit den krater verklaren laat. Ook de ligging der meeste vulkanen in rijen langs de kust of op eilanden is daarmede in overeenstemming. Eindelijk zijn in sommige gevallen doode visschen in grooten getale bij vulkanische uitbarstingen uitgeworpen.

Doch terwijl zulke verschijnselen de toetreding van water tot den vulkanischen vuurhaard bewezen, zoo was het met dat al moeijelijk te begrijpen, hoe, bij de groote diepte van den vuurhaard en de geweldige aldaar heerschende tegendrukking van den reeds ontwikkelden waterdamp, die drukking kan overwonnen worden door den hydrostatischen druk van het zeewater, zoodat het water, dat in den haard door spleten in den bodem der zee of door de porien van het gesteente was doorgedrongen, dien vuurhaard bereiken konde.

Daubrée, hoogleeraar te Straatsburg, heeft thans dit raadsel opgelost. Met eenen bepaaldelijk daarvoor ingerigten toestel heeft hij aangetoond, dat door eene zandsteenplaat, waarop van boven eene waterlaag en de atmospheer drukt, terwijl tegen de ondervlakte waterdamp, die ver boven het kookpunt des waters verhit is, eenen merkelijk sterkeren druk uitoefent, water sneller dringt, dan wanneer die ondervlakte alleen aan den druk des dampkrings is blootgesteld.

De verklaring van dit opmerkelijk verschijnsel meent d. daarin te vinden, dat de waterdeeltjes, die met de ondervlakte in aanraking komen, dadelijk ten gevolge der hooge temperatuur in damp overgaan, en dan de naast aan liggende waterdeeltjes in de plaat door de capillariteit gedwongen worden aan de onderzijde naar buiten te treden, waar zij desgelijks aanstonds in damp veranderd en door nieuwe vervangen worden. Verreweg de meeste gesteenten nu zijn meer of minder poreus en de mogelijkheid bestaat derhalve, dat, in weerwil der tegendrukking van de reeds ontwikkelde dampen, het water door de gesteenten heen tot in den vuurhaard blijft doordringen.