Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/470

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
64
ALBUM DER NATUUR. — WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

Met genoegzame voorzorgen kan men zulk eene oplossing afkoelen tot beneden haar vriespunt zonder dat er kristalvorming plaats heeft. Zoo als gewoonlijk in zulk een geval, doet de aanraking van het vocht met eenig vast ligchaam die dadelijk beginnen. Maar wat hier opmerkelijk is: raakt men de oplossing met een stukje ijs aan, dan bevriest alleen water, en doet men dit met een kristal van zout, dan begint dit te kristalliseren, gelijk men duidelijk zien kan door dat het ijs op de oplossing drijft, terwijl de zoutkristallen dadelijk zinken. Wanneer men ijs en zout tegelijk tot vastworden brengt, dan ziet men ze op die wijze zich van elkaar scheiden. Als dus bij het inbrengen van een stukje ijs slechts het kleinste zoutdeeltje mede vast werd, dan zou dit het kristalliseren der geheele overige zoutmassa moeten teweeg brengen.

Op grond van deze en andere proeven meent R., dat dufour in dwaling is gebragt door eene hoeveelheid der zoutoplossing, die zich aan de gevormde ijskristallen hechtte of in holligheden daarvan mechanisch bevat bleef.

 

Kleine aneroïde barometers.Frankham en wilson hebben aan de Society of arts te Londen aneroïde barometers van naauwelijks 4 centimeters middellijn en 19 millimeters dikte aangeboden, die met eenen standaardbarometer genoegzaam in hunne aanwijzing overeenstemmen om wezenlijk tot het meten der luchtdrukking te kunnen worden gebezigd.

 

Digtheid van het ijs.Dufour te Lausanne heeft zijne proefnemingen aangaande de digtheid van het ijs (zie Bijblad 1860, bl. 90) met grootere voorzorgen herhaald. Het mengsel van alcohol en water namelijk, waarin hij vroeger het ijs dompelde, kon niet gezegd worden dit geheel onveranderd te laten: het kon althans er iets van oplossen. D. heeft nu naar geheel hetzelfde beginsel als vroeger, doch alleen met deze wijziging gearbeid, dat hij in plaats van het genoemde mengsel een van steenolie en chloroforme bezigde. De uitkomsten, hierdoor verkregen, wijken intusschen slechts zeer weinig van de vroegere af. In plaats van 0,9175 verkrijgt hij nu voor de gemiddelde digtheid van ijs bij 0°, 0,9178, zoodat dus eene kubieke eenheid water bij het bevriezen zich tot 1,0895 zal uitzetten.