Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/473

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
67
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

schoon dit later gebleken is op zich zelf niet voldoende te zijn, daar ook het wit of geel gekleurde bloed van sommige andere ongewervelde dieren ijzerhoudend is. (Sitzungsber. d. K. Akad., 1862. Bd. XLIV. V Hft.. S. 615).

 

Enting van dier op dier. — Dat men de eene plant op de andere enten kan, weet elk. Maar kan men ook het eene dier op het andere enten? Het is hierover dat de heer bert in de zitting van den 17 Mei j.l. aan de Sociëté philomathigue te Parijs eene mededeeling deed. Hij had namelijk bij twee jonge albino-ratten langs de geheele lengte der zijden, bij de eene regts, bij de andere links, eene insnijding door de huid gemaakt, naar boven en beneden eenige lappen weggenomen en vervolgens de beide wondvlakten door eene sutuur en een collodium-verband vereenigd. Er volgde volkomen genezing en zamengroeijing der beide individu's, zonder voorafgaande verettering, zoodat reeds zeven dagen na de operatie het verband kon weggenomen worden. Aanvankelijk had de plaats der vereeniging eene breedte van 5 tot 4 centimeters. De onophoudelijke trekkingen der dieren deden deze tot de helft verminderen, en toen zij nu daaraan begonnen te knagen om zich geheel van elkander los te maken, besloot B. hen te dooden om vervolgens te onderzoeken, in hoeverre er een waar organisch verband tusschen beide dieren was tot stand gekomen. Hij deed daartoe eene injectie door de vena jugularis ext van het eene individu en zag de injectiestof bij het andere doordringen niet alleen in de huid, maar tot in de vena femoralis. Er was derhalve gemeenschap tusschen de bloedvatenstelsels der beide individu's ontstaan. (l'Institut), 1862, p. 188).

 

De voortplanting van het geluid als middel ter beproeving of een gevelde boomstam geheel uit gezond hout bestaat. — Wanneer een gevelde boomstam horizontaal met elk zijner uiteinden op eene onderlaag wordt gelegd, en iemand met een hamer tegen het eene eindvlak klopt, dan worden de slagen door een ander, die zijn oor tegen het tegenovergestelde eindvlak aanhoudt, duidelijk gehoord, zelfs wanneer de stam 60 of 80 voet lang is, mits in het inwendige van den stam geene rotte plaats is, waardoor de voortplanting van het geluid afgebroken of verzwakt wordt. (Polyt. Journ., CLXIV, p. 160).

Zoude deze wijze om het hout te beproeven niet het best kunnen worden in toepassing gebragt met een klein werktuig, dat, opgewonden zijnde en aan het eene eindvlak bevestigd, daarop kleine tikken maakt? Zoo zoude een reizend houtkooper, die zulk een werktuig met zich voert, onafhankelijk van