Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/489

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
83
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

halve salammoniak-damp eigenlijk een mengsel van ammoniak en chloorwaterstof zoude zijn. Peball heeft dit vermoeden op eene vernuftige wijze bevestigd. Hij heeft daarbij het beginsel toegepast, dat ammoniak en chloorwaterstof elk hun eigen diffusievermogen hebben. Is salammoniak-damp nu een mengsel dier beide gassen, dan moeten beide zich scheiden bij eene diffusie in een stroom van waterstofgas en, bij behoorlijk ingerigten toestel, zal men het vrije chloorwaterstofzuur herkennen aan het rood kleuren van blaauw lakmoespapier en het ammoniak aan het blaauw kleuren van vooraf, rood gemaakt lakmoespapier. Inderdaad gelukte de proef volkomen. Voor eene beschrijving van den toestel verwijzen wij naar het oorspronkelijke. (Ann. d. Chemie u. Pharm., CXXIII, p. 201).

 

Eigene warmte bij insekten.Lecocq heeft waarnemingen gedaan over de ontwikkeling van warmte bij vlinders. Zijne waarnemingen betreffen vooral Sphinx ligustri. Gedurende den dag, wanneer deze vlinder in volstrekte rust verkeert, heeft zijn ligchaam dezelfde temperatuur als de omgevende lucht. Maar zoodra hij des avonds begint te vliegen en zich boven de bloemen houdt door eene zeer snelle beweging zijner vleugels, om met zijn roltong den honig op te zuigen, begint zijne ligchaamstemperatuur te klimmen. Deze overtreft weldra die der zoogdieren en eindelijk bereikt zij zelfs ten minste die van het bloed van vogels. (Compt. rendus, LV, p. 191).

 

In kalksteen besloten menschelijke overblijfselen. — In de Bonplandia, 1862, p. 21, vindt men een berigt uit Jena, inhoudende, dat in de nabijheid van het stadje Greussen in eene laag zoetwaterkalk, op 4 — 5 voeten onder de bouwbare aarde, een door den kalk geheel ingesloten menschenschedel gevonden is. Ook zijn daarin de beenderen van verscheidene dieren gevonden. Op nog grootere diepte, mede in de kalklaag, werden eenige door menschenhanden uit been vervaardigde voorwerpen aangetroffen.

Hetzelfde tijdschrift (p. 216) bevat de mededeeling, dat men in den loop van dezen zomer te Londen ook een versteenden oorspronkelijken bewoner van Nieuw-Holland verwacht. Het voorwerp is gevonden door den heer j. craig in eene druipsteengrot.

Eerst nadere onderzoekingen, door deskundigen in het werk gesteld, zullen echter kunnen beslissen, in hoe verre deze vondsten van wezenlijk belang zijn te achten voor eene juistere kennis van de oudere bewoners van onze planeet.

 

Een middelvorm tusschen vogels en reptilien. — In den lithographischen