Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/57

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
35
HET ZILVER.

Vóór een twaalftal jaren is er door pattersen eene bewerking uitgevonden, waardoor uit zeer zilverarme loodsoorten een zilverrijk lood kan worden afgescheiden. Die bewerking noemt men afdrijving door kristallisatie. Men smelt namelijk eene groote massa zilverarm lood in gegoten ijzeren ketels, en laat het langzaam verkoelen, onder gedurig omroeren met, een iijzeren spatel; na verloop van eenigen tijd vertoont zich een kristalachtig poeder, dat men met een schuimspaan verwijderen kan, naar mate het gevormd wordt. Dit gedeelte nu van het lood, dat in onvolmaakten kristalvorm wordt afgescheiden, bevat zeer veel minder zilver dan het vloeibaar gebleven gedeelte; het laatste is dus, ten koste van het eerste, verrijkt. Door nu deze bewerking eenige reizen te herhalen, zoo op het in vasten staat afgescheiden lood, als op het andere gedeelte, bekomt men aan den eenen kant lood, dat hoe langer hoe armer, en aan den anderen kant lood, dat hoe langer hoe rijker aan zilver wordt. Het laatste wordt aan de kupellatie onderworpen, en het eerste in den handel gebragt.

Ten einde onzen lezers een denkbeeld te geven, hoedanig het lood door deze handelwijze verrijkt kan worden, dient, dat wij in onze verzameling bolletjes zilver bezitten, welke in eene fabriek, aan de baai van Spezzia in Toskane, door kupellatie verkregen zijn uit zilverhoudende galena van eene mijn bij Cagliari op het eiland Sardinië. Een zeker gewigt aan lood, dat niet aan de kristallisatie onderworpen was, gaf door de kupellatie slechts 6100 wigtje zilver, terwijl hetzelfde gewigt van aan de kristallisatie onderworpen lood 86100 wigtje zilver gaf; het lood was dus door deze bewerking meer dan 14 maal rijker aan zilver geworden.

De kupellatie van het werklood berust op de eigenschap van het zilver om, wanneer het in aanraking met de dampkringslucht verhit wordt, niet te oxyderen (zich niet met zuurstof te verbinden) en op de eigenschap van het lood en de andere in het werklood nog bevatte metalen om zich daarentegen ligt te oxyderen; de geoxydeerde metalen nu zijn smeltbaar en laten zich, zoo als wij zien zullen, gemakkelijk van het gesmolten zilver afscheiden.

De bewerking geschiedt in een oven; op de oppervlakte van het gesmolten metaal vormt zich eene laag gesmolten lood-oxyde, goud- of