Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
69
HET ZILVER.

Het essaai langs den natten weg, dat wij eenigzins uitvoeriger zullen beschrijven, is in 1830 het eerst door gay-lussac voorgesteld. Het geschiedt door het in salpeterzuur opgeloste zilver door middel van het in pekel bevatte chloor als chloorzilver neder te slaan.

Deze wijze van essayeren berust op eene merkwaardige scheikundige wet, namelijk deze: dat alle enkelvoudige stoffen zich met elkander volgens vaste, bepaalde gewigtsverhoudingen verbinden.

Men kan zich de enkelvoudige stoffen denken als te bestaan uit oneindig kleine, aan de waarneming ontsnappende deeltjes, atomen, waarin zij langs den mechanischen weg niet verdeeld kunnen worden, maar wèl, bij voorbeeld, door smelten of oplossen. Door proeven en berekeningen heeft men voor elke stof het gewigt gevonden, waarmede een atoom zich met één of meer atomen van al de overige stoffen — meest in zeer eenvoudige verhouding — verbindt. Die gewigten heeten aequivalent- of verbinding-gewigten. De daarvoor gevonden getallen zijn echter geene volstrekte, maar slechts betrek — kelijke grootheden; om deze betrekkelijke waarden in absolute getallen te kunnen uitdrukken, is men van eene stof uitgegaan, wier aequivalent men als eenheid voor al de overigen heeft genomen. Deze stof is de zuurstof, wier equivalent dus 1 of 100 is. Sommigen nemen het waterstof-aequivalent als eenheid aan, waardoor dan natuurlijk al de andere aequivalenten veranderen.

Meestal — wij willen ons hier met de uitzonderingen niet ophouden — is een aequivalent gelijk een atoom.

Een paar voorbeelden mogen dit ophelderen. Water bestaat uit een aequivalent waterstof en een aequivalent zuurstof; het aequivalent van het eerste is 12,50 en dat van het laatste 100, men kan dus door eene eenvoudige evenredigheid vinden, dat er, bij voorbeeld in 500 wigtjes water 408,8 wigtjes zuurstof en 91,2 wigtjes waterstof zijn. Zwavelzuur bestaat uit een aequivalent zwavel en 3 aequivalenten zuurstof, het aequivalent van de zwavel is 200, in 500 wigtjes zwavelzuur zijn dus 200 wigtjes zwavel en 300 wigtjes zuurstof.

Wanneer nu zamengestelde stoffen elkander ontleden en nieuwe verbindingen aangaan, hebben die verbindingen altijd volgens de aequivalent-gewigten plaats; de stoffen vervangen elkander volgens die gewigten; wan-