Pagina:Algemeen Handelsblad No 9242 Zondags-Editie.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tal van bijzonderheden over de Italiaansche kunstenaars van de 16de eeuw zou verwacht hebben; en het Speculum Lapidum van Cammillo Leonardi, dat in vergetelheid lag, tot dat esn uitstekend geleerde, de Heer Panizzi, in een keurig geschrift, getiteld Chi era Francesco da Bologna, er op bedacht was geworden daaruit te bewijzen dat Francia, de cursijfletter die der Aldussen, had uitgevonden.
 De schrijver doet de redenen uitkomen waarom, in den regel, meer bij hetgeen men Curiosités litéraires noemt, aan letterkunde en geschiedenis wordt gedacht en meer belangstelling in oude, oorspronkelijke drukken wordt gesteld, dan in hetgeen de wiskundige werken betreft. Intusschen valt in den lateren tijd hierin eene merkbare verandering op te merken; het aantrekkelijke ook der wetenschappelijke boeken van vroeger dagteekening is, uit menig opzigt, onwedersprekelijk. En ten blijke strekken de werken deswege van mannen als sir J. Herschel, de Morgan, Wehwell, Grant, bij wien men in Engeland de onvergetelijke namen van Colebrooke en Peacock heeft te voegen. „Er is tak van de mathematische wetenschappen, de rekenkunst (zegt de Heer Libri), wier geschiedenis in den jongsten tijd tot zeer grondige nasporingen en tot twistgeschrijf aanleiding heeft gegeven, waaraan de hartstogten niet altijd vreemd gebleven zijn. De belangstelling, die zich vertoont in boeken, welke geschikt zijn om licht te verspreiden over dien grondslag van de mathesis, is onlangs op eene geheel onverwachte wijze aangewakkerd en wel inzonderheid door de werken van professor de Morgan in Engeland, en door die van den prins Buoncompagni, in Italie. Met der daad heeft de eerste, door zijne uitmuntende bibliographie van Arithmetical books, zoo mede door talrijke verhandelingen ,in onderscheiden werken, en met name in den Companion to the Almanac, de aandacht gevestigd op tal van boeken, die hij als volleerd bibliograaph beschreven heeft, en die hij zoo uitmuntend ontleed heeft als zijn rang in de wiskundige wetenschappen van hem kon doen onderstellen; terwijl de Heer Buoncompagni door geschriften, die van even veel ijver als vrijgevigheid getuigen, zijnerzijds bijdroeg om een nieuw licht over de geschiedenis der rekenkunde en der algebra te doen opgaan.”
 De Heer Libri brengt voorts hulde aan den onverflaauwden ijver van den Heer Brunet, die in den nieuwen druk van zijn beroemd Manuel getoond heeft welk hoogen prijs de boekverzamelaars meer en meer aan de bedoelde wetenschappelijke werken hechtten.
 In den Catalogus der verzameling van den Heer Libri vindt men eene menigte boeken over de Arithmetica en hare geschiedenis: bijkans alle onder het hoofd Arithmetic gerangschikt, sommige van eene om zoo te zeggen spreekwoordelijke zeldzaamheid, als de Abbaco van Treviso (1478) en den Calandri, een werk zoo belangrijk voor de wetenschap als voor de teekenkunst en waarvan de bibliotheek van Spencer slechts één onvolledig exemplaar bezit. Nog heeft men Blok-boek en de Algorithmus, in 1488, te Straatsburg gedrukt. Dit schijnt wel het eerste rekenboek te zijn, dat in eenige stad van het tegenwoordige Frankrijk gedrukt is; even als de rekenkunst, door Gourmont gedrukt, het eerste leerboek van dien aard is, dat te Parijs de pers heeft verlaten, het werk von Ortega is het eerste geschrift van dien aard, dat in het Fransch het licht heeft gezien, (te Lyon, 1515, in 4o.).
 In die oudere werken waren Rekenkunst en Algebra eigenlijk niet gescheiden, en zij bieden derhalve den geschiedvorscher ruimere hulpbronnen, dan men aanvankelijk wel vermoed zou hebben. Men vindt in dezen Catalogus onder het hoofd Algèbre, dan ook vele zeldzame werken, die, in menig opzigt, ook tot de rekenkunde behooren. In de eerste plaats komt ook daaronder voor de verzameling van Défis wedstrijden (Cartelli) in de 16de eeuw tusschen Ferrari en Tartaglia over de moeijelijkste punten der algebra gevoerd. Onder een ander algemeen hoofd, Astronomie, vindt men een niet minder opmerkelijk werk, de Théorique des Cielz, dat het eerste boek over de sterrekudde is, hetwelk in het Fransch is uitgekomen (te Parijs, 1528, 4o.).
 Dat prachtig werk, met Gothische letter gedrukt en vele fraaije houtgravuren bevattende, begint met eene oude Fransche ballade; het bleef zelfs aan een Lalande en Brunet onbekend, en telt met der daad in de geschiedenis der wetenschappen. Onder den titel Comètes zal men het eerste gedrukte werk over die eenmaal zoo geduchte staartsterren vinden. Dit is No. 1841 van den catalogus en heet: Thurecehsis (sic pro Thuresensis) Phisici Tractatus de Cometis; 4to Anno Domini MCCCCLXXIIII. Hans Aurl.
 Het getal boeken over de Sterrekunde in deze verzameling, is zoo aanzienlijk, dat het onmogelijk was ze alle onder één hoofd te brengen, en dus speciale hoofden daarvoor noodig werden, zoo als uit het hoofd Comètes reeds blijkt. De oorspronkelijke werken van Tycho Brahé, Copernicus, Kepler en de andere groote lichten der sterrekunde, zijn op de namen der auteurs gesteld, en daaronder zal men aan Galilei eene bijzondere aandacht vinden gewijd. De Heer Libri heeft rondom dien naam werken en tijdschriften vergaderd en zelfs kleinere stukken, ja tooneelstukken, die licht over betwiste punten konden verspreiden over het leven van dien man, die in de geschiedenis der wetenschappen zulk een luistervollen rang bekleedt. Hij staaft daaruit in de inleiding dat het, ofschoon algemeen aangenomen, ongegrond is, dat Galilei de eerste is geweest, die den telescoop »naar den Hemel gekeerd heeft.” De Heer J. Winter James, die sedert de Heer Panizzi tot het algemeen bestuur van het Britsch museum is geroepen, de leiding heeft erlangd over het boekendepartement van die kolossale inrigting, heeft een geschrift doen kennen, door Jean Gazeau in 1608, te Lyon uitgegeven, waarin men het bewijs vindt, dat reeds sedert de eerste zamenstelling van den telescoop, dat instrument in Nederland zelf »naar den Hemel gekeerd werd,” ofschoon dit dan ook tot geene ontdekking leidde. Het is eene van die kleine Gazettes of nieuwsbladen (zegt de Heer Libri) waarvan destijds vele gedrukt werden; zij voert de dagteekening van 12 Nov. 1608, en heeft ten titel: „Les Ambassades et présents du Roy de Siam envoyez à l’Excellence du Prince Maurice.” Na de staatkundige tijdingen spreekt men van de nouvelles lunettes, zamengesteld door »un pauvre homme, fort religieux et craignant Dieu, de Mildebourg (sic) qui a eu trois cens escus et en aura plus en faisant d’avantage, à la charge de n’apprendre le dit mestier à personne du monde.” Na de beschrijving van de vergrooting, weike dit instrument voortbrengen kon, voegt de schrijver er bij: »Mesmes les étoiles qui ordinairement ne paroissent à nostre vue et à nos yeux par leur petitesse et foiblesse de notre vue se peuvent voir par le moyen de cet instrument.”
 Het was niet het toeval, het louter keeren van den verrekijker naar het stargewelf, waardoor Galilei zijne verbazende ontdekkingen deed, die in zijn Nuncius sydereus vermeld zijn, het was zijn genie, dat de schitterende uitkomsten vooruitzag, welke er door verkregen konden worden. Van dat oogenblik ging het licht op voor de wetenschap, waarvan de gevolgen in de werken van Galilei en zijne opvolgers, en bestrijders zelfs, in dezen catalogus in de titels hunner werken kan nagaan. De Heer Libri doet op het gebied van de kennis des lichts de hooge waarde van het werk de Lumioris, van den jezuit Girmaldi, uitkomen, die reeds de trapswijze voortplanting van het licht verkondigde; voorts het werk Fausto Veranzio (Machinae novae), die reeds op het einde der 16de eeuw, te Venetie, de reddingstoestellen, scaphanders en dergelijke, deed kennen; en het werk Notti Piacevoli, van Strapavola, eene verzameling novellen van de 16de eeuw, waarin men reeds eene soort Revolver beschreven vindt. Hij wijst in eene vertaling van Persius door Stelluti, het eerste voorbeeld aan van microscopische waarnemingen op dieren, door platen toegelicht. Op velerlei gebied, als van de kleurenharmonie, de verbrandbaarheid van den diamant, de theorie der uitstraling en zoo veel meer toont hij de werken aan, zeker van de 16de eeuw, waarin die kennis alreeds vervat is, hetzij duidelijk, hetzij in de kiem. Hij staat bijzonder stil bij de barometrische waarnemingen door Toricelli, die vroeger dan die van Pascal plaats hadden en hij menig ander punt, dat de waarheid doet uitkomen, dat meer dan ooit de geschiedenis der wetenschappen tot de kennis van deze een eerste vereischte is, en dat die geschiedenis niet te erlangen is, dan aan de hand van den bibliograaph, die voor elke specialiteit ook het kleinste geschrift niet versmaadt en de oudste, zeldzaamste werken weet aan te duiden. Ten einde de opmerkingen, in de inleiding en in dezen Catalogus verspreid, nog meer te staven, zijn er, zoo als wij in den aanhef zeiden, verschillende facsimiles en afbeeldingen bijgevoegd: daaronder vindt men de handteekeningen of het schrit weergegeven van Galilei, van Kepler, van Torricelli, van Borelli en ook ontbreekt hier niet de nette duidelijke hand van den grooten Nederlander, van Christiaan Huyghens.
 Onder de hoofden, waaronder vele hoogstzeldzame werken worden aangetroffen, merkten wij ook op America, en menige reisbeschrijving in de oudste drukken, o. a. Il Viaggio fatto dagli Spagnivoli a torno al Mondo (Venetië, 1536 , in 4to.) Op ander gebied heeft men, onder vele kostbare drukken, Collucci, Antichita Picene (31 vol., in folio); Graevii Thesaurus Antiquitatum Italiae (45 vol. in folio), Giulini Memorie di Milano, (12 vol. in 4to.); Fantuzzi Scrittori Bolognesi, (9 vol., in folio), Baudini et Assemani, Catalogus Bibliothecae Mediceae (12 vol. in folio); Catalogue de la Bibliothèque du Roi, (10 vol. in folio.)
 Het tweede begint met de letter M en eindigt met Z, bevattende de Nos. 4336 tot 7628.
 Ook dit gedeelte behelst een onnoembare schat van werken en kleinere geschriften, inzonderheid op het drieerlei gebied, waarop de geleerde Libri zich zoo gaarne beweegt.
 Men vindt er b. v. den oorspronkelijken druk van Machiavelli (N.) Histoire Fiorentine, gedrukt te Rome in 1532, een druk zoo zeldzaam. dat graaf Camposanpiero op zijn exemplaar schreef: Princeps et corvo rarior albo. Ook anderen van Machiavelli’s werken worden hier in de oudste of keurigste drukken vertegenwoordigd.
 Men vindt voorts (No. 4364) de Italiaansche vertaling van den Koran, door Brunet rare et recherchée geheeten (gedrukt te Venetië, in 1547).
 Maffei, (G. C.) Scala Naturale overo Fantasia dolcissima intorno alle Cose inculte e desiderate nella Filosofia. Ziedaar schrijver en titel van een werk, dat Lalande onbekend bleef; in 1563 te Venetie gedrukt, handelt het over kometen, luchtverhevelingen, de bewegingen der hemelligchamen en de sterrekunde in het algemeen.
 G. A. Magini (zeker de stamvader van onze Don Antonio’s) gaf in een werk te Bologne, 1611, gedrukt, (Sopra l’Apparenze e mirabili Effetti dello Specchio concavo sferico, zijn leedwezen te kennen over de schaarschheid in zijnen tijd van concave spiegels, waarom hij er eenigen zelf had vervaardigd.
 Magno (Olao, archivescovo d’Upsala). Historia della Genti et della Natura della Cose Settentrionali, eene geschiedenis van de Noordsche Saga’s - de oude ridderromans enz. (gedrukt te Venetie, bij Guinti in 1565): een werk, met vele houtsneden voorzien en zeer geliefkoosd door Walter Scott, die er in de noten op zijn Pirate menigwerf naar verwijst.
 Maillardi, (O) Chuadragesionale Opus et Sermones de Adventu, 2 vol., par Ph. Pigonchet, 1526; een der zeldzamen werken van dezen humoristischen en burlesquen prediker.
 Maimonides, (R. Mos.) Tractatus quem Saldano Babiloniae transmisis, de regimine sanitatis omnium hominum, 4o. Impressum Florentie apud Sanc, tum Jacobum de Ripolis sine anno, Saec. XV. Deze eerste druk is zoo zeldzaam, dat die geheel onbekend bleef aan Labouderie, die in zijn leven van Maimonides opgeeft, dat die in 1518 te Augsburg gedrukt is. Men weet dat de boeken, welke opgegeven zijn als gedrukt te Ripoli, door de nonnen van dat klooster waren gedrukt, en dat zij allen hoogst zeldzaam zijn.
 De reizen van J. de Mandavilla in het Italiaansch, Milaan, bij U. Scinzezeler, 1490; die druk is zoo schaarsch, dat Grenville, die geene kosten spaarde om alle drukken van dezen uitgever te verzamelen, dezen niet bezat.
 Zeer rijk is de geheele boekenschat vooral aan de oude Italiaansche drukken; maar ook de kostbaarste van later dagen vindt men hier, zooals b.v. Manni (D. M.) Osservazioni istoriche sopra i Sigilli antichi de Secoli Bassi, 30 deelen in 8o. gedr. van 1739—86 te Florence, met vele afbeeldingen versierd; een hoogst merkwaardig werk voor Italië’s middeneeuwsche geschiedenis en zeldzaam zoo volledig als hier bijeen. Van denzelfden auteur, D. M. Manni, vindt men vermeld een opmerkelijk geschrift in 4o. Della prima Promulgazione de Libri in Firenze, eene verhandeling vermeldende de vroegste pogingen, (door B. Cennini, een Florentijnsch goudsmid), om letters op staal te snijden voor den druk. Nog andere curieuse boeken van denzelfden schrijver komen voor.
 Onder het hoofd Manuscripten is een aantal handschriften gebragt, waarvan het oudste is uit de twaalfde eeuw: Augustini (S.) Enchiridion ad Laurentium et Questiones ab Orosio proposito et a Beato Augustino expositae; Item de VII Diebus et sex operum Distinctionibus.
 Een Evangelie van Mattheus met commentariën en glossen, in verschillende kleuren afgezet, behelst handschriften van de 12de eeuw.
 Daarna komen wij weder tot een stroom als het ware van allerlei oude Italiaansche drukken, waaronder we alleen zullen aanstippen Marulli (Michaelis Tarchaniotae Constantinopolitani) Hymni et Epigrammata, gedr. te Florence, in 1497 (Societas Colubris), eerste druk van gedichten in den stijl van Lucretius, en, zoo als de noot luidt, den meester waard. Voorts Mary Queen of Scotts, Italiaansche brieven en geschriften over den dood dier Vorstin, van 1584—87, zeer zeldzaam; L. Allamani Epigrammi (Parijs 1587), zoo schaarsch, dat de geachste Italiaansche bibliographen er onbekend mede zijn.
 En nu komt men als van zelven tot een der hoofd-elementen van deze verzameling, het wiskundige, in zijne bibliographie, in zijne geschiedkundige ontwikkeling en bijzonderheden over zaken en personen. Menig werk, aan beroemde wiskunstenaars niet of slechts bij name bekend, wordt hier aangetroffen. De Mathematical Miscellanies van Esberard, van Faulhaber, Galgenmeier, Grünnewaldt, Köbel en zoo vele anderen, inzonderheid van het begin der 17de eeuw, komen hier in fraaije exemplaren voor, eene gansche reeks van Duitsche mathem, verhandelingen niet door Lalande vermeld, is hier vereenigd; zij zijn herkomstig uit het Schotsche klooster te Regensburg.
 Ook aan Spaansche en Engelsche merkwaardigheden van dezen aard ontbreekt het niet. Onder de Italiaansche merken wij o.a. op: M. Mauro, Annotationi sopra la Lettione della Spera del Sacro Bosio. Flor. 1550; F. Maurolyci Opuscula Mathematica, Venetie 1575.
 De verzameling van tractaatjes voor en tegen Mazarin, hier onder den algemeenen titel van Mazarinades voorkomende, is zeer belangrijk tot toelichting van den tijdgeest.
 Onder het hoofd Mechanics heeft men mede opmerkelijke stukken over de werktuigkunde en hare toepassingen, terwijl de Medical Miscellanies eenen nog ruimeren oogst zullen opleveren, voor ieder die de geschiedenis der geneeskunde, vooral in Italie in de 16de eeuw, mogt willen nagaan.
 Over het geslacht der Medici worden bladzijden vol van de zeldzaamste uitgaven medegedeeld, soms met autographen; daaronder de schaarsche druk van Strozzi della Famiglia Medici, van Flor. 1610, en vele gelegenheidsgedichten, portretten, enz., dat geslacht betreffende.
 Onder de zeldzame werken op ander gebied behooren nog bijv. Pietro da Medina, l’Arte del Navegar uit het Spaansch vert., en weinig bekend (Venet. 1555); het zesde boek bevat eene verhandeling over den Bossolo (het compas,) en blad 22 eene kaart van Amerika.
 P. Messia, Selva di varia Lettione, met vele houtsneden; een allerlei, vol wetenswaardigheden, waarin men over den oorsprong van schrijven en drukken, de ontdekking van Amerika, de geschiedenis van Paus Jan, enz., bijzonderheden aantreft. (Quarto, Venetië, 1638.)
 Zeer veel belang wekt verder de verzameling Meteorology, waarin men de gewigtigste werken van de 16de tot de tegenwoordige eeuw aantreft, o. a. C. Rao I Meteori en don Vitale Zuccolo Dialogo delle Cose Metereologiche, Venetie, het eerste in 1582, het ander in 1590 gedrukt, beide onbekend aan Lalande.
 De eerste druk van B. Corio, Historia di Milano (Mediolani, 1503) wekt de belangstelling, omdat de latere drukken veel besnoeid zijn. De geheele reeks van werken over Milaan is hoogst merkwaardig.
 De Chroniques van E. de Moustrelet (Parijs 1572), de druk van Molière’s Précieuses Ridicules van Amsterdam (1660, zeldzamer nog dan de oorspronkelijke druk van Parijs), andere belangrijke of opmerkelijke grootere of kleinere werken voltooijen de letter M.

(N. v. d. B.)


FRANSCHE BRIEVEN.



PARIJS, 1 Augustus.

 «Men verhaalt mij dat in Madrid een geheel nieuw en buitengewoon vrijgevig stelsel ten opzigte van den verkoop van producten ingevoerd is, welk stelsel ook tot de voortbrengselen der drukpers zal worden uitgebreid. En vooruitgezet dat ik niet van de regering, noch van de geestelijkheid, noch van staatkunde, noch van de opera, noch van de andere schouwburgen, noch van iemand of iets ter wereld spreke, mag ik onder toezigt van twee of drie censoren alles laten drukken.”
 Maar Heer feuilleton-schrijver, denkt gij dan, dat wij Beaumarchais niet gelezen hebben? En bovendien, staat hetgeen gij ons daar vertelt niet aan het hoofd van elk nommer van den „Figaro”, het bekende orgaan van den Heer de Villemessant, wien men betwist Heer de Villemes sant te zijn?
 — Geachte lezeressen, ik heb voor hetgeen ik hierboven schreef, mijne goede gronden. Ik heb den geestigen uitval van den geestigen Beaumarchais aan het hoofd van mijnen brief geplaatst, om daardoor de verlegenheid aan te duiden, waarin ik mij met betrekking tot de keus van het door mij te behandelen onderwerp bevind. Niet dat het mij aan stof ontbreekt; maar men zegt dat de hooge policie bezig is huiszoekingen te doen bij de correspondenten, kronijk- en feuilletonschrijvers der buitenlandsche dagbladen, om daar naar voor den staat gevaarlijke Secrets de Polichinelle, naar opruijende geschriften en der policie onaangename cancans te zoeken.
 Mijn zoon kwam wel niet uit Claremont, maar voorzigtigheid is de moeder aller wijsheid en daarom wilde ik heden «relâche” maken om reden van.... om geldige redenen.
 Ik bedenk daar evenwel, dat wij het onder vier oogen toch wel wagen kunnen, en als mij soms iets »gevaarlijks voor de rust der wereld” mogt ontvallen, dan bedekken wij dat te zamen met den sluijer der christelijke liefde.
 Wat zoudt gij er overigens van zeggen, warnneer wij om aan de hooge censuur geene aanleiding te geven, den neus in onze gesprekken te steken, wanneer wij, zeg ik, van modes spraken?
 Modes, vrouwen, meisjes, dat zijn toch voorzeker geene gevaarlijke onderwerpen. Ik spreek hier natuurlijk niet van een gevaar, waaraan men zich maar al te bereidwillig blootstelt, — ik misken ook den maatschappelijken invloed der crinoline niet, evenmin als de magt en den invloed welke vrouwen altijd op den gang van zaken uitgeoefend hebben: Eva als Omphale, Aspasia als de Maintenon, — ja nog op het oogenblik spreekt men van zekere schoone Milaneesche dame, die....
 — In ’s hemels naam en in dien der censuur — chut!
 — Nu, daar hebben we ’t al, men kan dus zelfs niet eens gerust over modes spreken en toch had ik u ten minste gaarne gezegd wat het allernieuwste is in de badplaatsen, op het land, aan het meer, ’s avonds bij het uitgaan van den schouwburg, of ’s morgens, wanneer men »overvallen” wordt.
 — Spoedig dan!
 — Het is de »fichu à l’Impératrice.” Men zegt dat de gravin Walewska de uitvindster is, maar ik vermoed dat dit kraagje het product der zamenwerking van de gravin en Hare Majesteit zelve is. Men spreekt ook, zoo als gij weet, van eenen roman....
 Enfin, de fichu Impératrice bestaat uit eene dubbele kraag van cachimir met fluweel en zijde afgezet, waarvan de punten tot aan de heupen reiken. Een dezer punten blijft op den rug hangen, terwijl de andere over het hoofd gehaald wordt; de beide voorste einden worden onder de kin vastgeknoopt. Deze »fichu” moet bijzonder goed staan bij zware krullen, of digt opgerold haar en prins Metternich....
 — Chut, chut! Tot de orde!
 — Maar waarover zal ik dan spreken, zonder gevaar te loopen dat men mij elk oogenblik in de rede valt, alsof ik een Boheemsch afgevaardigde bij den rijksraad te Weenen ware? Laten wij over de edele kookkunst spreken, daarin zal toch wel niets »gevaarlijks” steken.
 Weet gij b. v. wat in de hooge adellijke kringen tegenwoordig het geregt »en vogue” is?
 Rijn-karpers, »sauce Chambord.”
 — Maar heer feuilletonschrijver, gij, de voorzigtige man bij uitnemendheid, wilt dan met alle geweld de blikken en vingers van de heilige Hermandad tot u trekken? Gij zult toch weten dat »Chambord,” na Claremont en Orleans het vogelvrij verklaarde woord in den dictionnaire der keizerlijke censuur is. Wij willen niets van uwen karper-ragout à la »God zij met ons” weten; spreek ons liever over iets anders minder gevaarlijks.
 — Goed! Laat ons over geslotene huwelijken spreken. Het huwelijk is eene zedelijke en eerzame instelling. Zoowel het libel als het Code-Napoleon keuren den echt goed; trouwen is een bewijs van goeden burgerzin en in elk geval van »eerzame bedoelingen.” Wij willen dus van trouwen spreken.
 Kent gij Mlle. Zina, het sieraad van het ballet der groote opera? Mlle. Zina en Mr. Mérante, insgelijks aan de opera verbonden, traden in den heiligen huwelijken staat, of liever zij zweefden daarin, want wanneer ooit een paar snelvoetig genoeg geweest is, om over alle zwarigheden in dit ondermaansche tranendal heen te zweven, waar brood en zijden japonnen , woning en huurrijtuig met elken dag duurder worden, dan is het voorzeker dit paar. De speelnoot der bruid was Mlle. Emma Livry, »de Sylphide,” „de vlinder” en hij die haar beide zag, moest bekennen: »Entre les deux mon coeur balance.” Het bruiloftsfeest is op grooten voet gevierd. Na het diner nam het bal een aanvang, dat eerst ten vijf ure des morgens eindigde.
 Dansers en danseressen van het ballet, die tot vijf ure in den morgen dansen, om zich te vermaken, — is dat niet een psychologisch raadsel?
 Ik begrijp dat Napoleon III het politieke spel moede, »het leven van Cesar” beschrijft; ik begrijp evenzeer dat de schoone Keizerin Eugenie, zich door een »Roman” voor de moeijelijkheden en verdrietelijkheden aan het bezit van de helft des troons verbonden tracht schadeloos te stellen; ik vind er niets vreemds in, dat financiers zoo „entre deux bourses,” brochures en tooneelspelen schrijven en dat journalisten, ambtenaren, letterkundigen aan de beurs speculeren, er ligt niets onverklaarbaars in, dat eene zangeres in dansen en eene danseres in zingen genoegen vindt, het gaat mijne bevatting niet te boven, dat een winkelbediende des Zondags den „Sportman” uithangt of dat eene lorette ter kerke gaat, maar onbegrijpelijk is het mij, dat dansers en danseuses van beroep, van den avond tot den morgen dansen kunnen — voor hun pleizier!
 Enfin! de bruiloft was prachtig, iedereen vermaakte er zich, en wanneer Mlle. Zina eene moeder heeft (want de algemeene opinie, dat danseuses en modistes in Parijs geene moeders hebben , schijnt mij toe een vooroordeel te zijn) zoo zal deze zich over het gelukkige lagchen van haar lieftallig dochtertje en harer schoone vriendinnen zeker verheugd hebben.
 Maar helaas! niet alle ouders verheugen zich in het huwelijk hunner kinderen. Daar hebt gij bij voorbeeld het huwelijk van den zoon van een hoog ambtenaar bij het financiewezen, die den roman, welke hij met Mlle. Valérie van de „Comédie Française” te Parijs begonnen is, met een huwelijk in Duitschland besloot. De jong gehuwden gaven vrienden en vriendinnen van deze voor hen zoo heugelijke gebeurtenis kennis, en vrienden en vriendinnen zonden hun gelukwenschen — de heer minister Fould echter....
 — Tot de orde! tot de orde! Denk toch om de censuur en de hooge policie.
 — Alweder goed! Dus nogmaals van iets anders. Laten wij van afbreken spreken, daar kan toch wel niets kwaad in steken, want het spreekwoord zegt:
 »Was geschieht vor allen Leuten, kann ja Schlimmes niet bedeuten.”
 Wel is waar vindt men ook menschen, die van meening zijn dat het niet overbodig ware ook eenige oude huizen en straten in Parijs te laten staan en die het daarentegen geheel en al overbodig vinden, dat men b.v. den Boulevard de Malesherbes ten koste van verscheidene millioenen herstelt; men vindt wel is waar lieden, die in hunne verstoktheid betreuren dat de schoone hotels waaraan historische herinneringen verbonden zijn, als van de Mareillacs, Martainvilles, Lobans, Laroche Foucaulds, enz., voor de huizen in den stijl des Heeren Hausmann de wijk moeten nemen, ten einde den boulevard St. Germain te voltooijen, wel is waar vindt men menschen die luidkeels verkondigen, dat de tuin van het Luxemburg verknoeid en de beroemde Medicis-fontein bedorven is, enz. maar de Heer Hausmann weet dat alles beter.
 In de Tuilerien heeft men met het afbreken van het Pavillon de Flore en der daaraangrenzende gaanderij een begin gemaakt; het overige zal nu wel volgen. Het is nu alleen eene question de temps et d’argent.
 Men verhaalt dat in de kelders van het pavillioen twaalf millioen in baren gevonden is, welke Louis Philippe, toen hij genoodzaakt was te vlugten, vergeten heeft. Ik geloof er niet veel van.
 Bij den verzoenenden geest echter waarmede men in de Tuilerien bezield is, zal men den Orleans ook deze nalatigheid vergeven en...
 — Nogmaals Orleans? Iets anders, gij weet toch...
 — Het is wel; maar dan blijft mij niets over dan u van het tooneel en de „inname van Peking” te spreken.
 Ik behoef over dit onderwerp slechts de verschillende artikelen van de Parijssche bladen na te lezen, om over costumes, decoratien en ballet (want het stuk zelf heeft weinig te beduiden) een lang artikel te leveren, dat het midden houdt tusschen lof en berisping en dat ik u dan voor eigen fabrikaat zou kunnen opdisschen. Maar ik wil opregt zijn en u openhartig bekennen, dat ik de „Inname van Peking,” den droom van den opium-rooker, den marteldood van den correspondent van den Times en al de pracht en heerlijkheid, welke de Heer Hostein ontvouwd heeft, nog niet gezien heb, want de warmte is te hevig om van 7 tot 12 uur in een gloeijenden oven een zweetbad te nemen, hetgeen men in Parijs gewoon is een bezoek aan een schouwburg te noemen.
 Ziet gij, het is tegenwoordig zoo warm, alsof het eiland Sardinie, met zijne 40° temperatuur ook reeds bij Frankrijk ware ingelijfd, en ten gevolge daarvan....
 — Al weder over de politiek! Heer Feuilleton-schrijver, gij zijt onverbeterlijk!
 — Welnu, als het mij niet eens veroorloofd is, rustig over het weder en de warmte te spreken, dan zwijg ik liever geheel en al en zeg u dus: Vaarwel!



SCHAAKSPEL.



OPGAAF No. 735.

Wit begint en geeft op den 4den zet mat.

PROBLEMA’ S.

1. Wit. Kon. G 4, Rheer E 3, G 8, Paard H 5.
  Zwart. Kon. G 6, Pions F 6, H 7.

Wit geeft op den 4den zet mat.


2. Wit. Kon. H 4, Kgin H 2, Kast. C 5, Rheer C 2, Paard E 8.
  Zwart. Kon. E 6, Kast. A 8, H 7, Rheer D 8, G 6, Pions B 4, E 7, F 5, H 5.

Wit geeft op den 4den zet mat.


OPLOSSING VAN No. 734.

1. Wit. C 5 op E 3 Zwart G 6 op G 5
2.   F 4 „ F 5   G 5 „ G 4
3.   7 7 „ G 5   H 5 „ H 6
4.   G 5 „ E 6 †   H 6 „ H 5
5.   E 6 „ G 7 † en mat.  

OPLOSSING DER PROBLEMA’S.

1. Wit. F 4 op G 5, E 7 op F 5, C 2 op D 3, D 3 geeft mat.
2. Wit. H 2 op C 7, B 3 op B 4, D 7 op D 5, E 4 op C 4, D 2 op E 4.

 Wij hebben goede oplossingen van de Opgaaf ontvangen van het schaakgezelschap Schaakliefhebbers te Monnickendam, het Schaakgenootschap Overwinning kroont den Strijd te Wijnaldum, en van de HH. G. S. en J. D. B. te Dordrecht, J. A. B. te Harderwijk en Ema alhier.



AMSTERDAM BIJ GEBR. DIEDERICHS. — GEDRUKT BIJ C. A. SPIN & ZOON.