Pagina:Algemeen Handelsblad vol 093 no 29918 Avondblad.pdf/9

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Haar Zieleheil

Naar het Amerikaansch, van Makgaret Deland. (Slot). 5 Dominee Lavendar waagde zich niet op önbekeud terrein. Hij hoopte, dat Day het gced maakte. En dat kleine meisje in de tilbury was dat van haar? Of ze nog meer kindereu had? En aldoor keek hij haar aan met zijn vriendelijke, schrandere oogen, die steeds straalden van vertrouwen in zijn medemenschen — een vertrouwen, dat voortsproot uit het geloof, dat de kinderen van den Hemelschen Vader toch niet zoo heel slecht konden zijn.

„Ik ben bij u gekomen," begon Elizaboth met bevende stem, „omdat — omdat ik dacht, dat u me een raad zou kunnen geven." „Ik geloof, dat het makkelijker ia voor mij cm raad te geven, dan voor de menschen dien op te volgen," antwoordde hij vriendelijk, maar zij probeerde zelfs niet moer te glimlachen.

„Ik verkeer in groote moeilijkheden. Ik, eh ik dacht, dat u me alloen zou kunnen heipen. Ik ben «r een jaar over doende geweest, u op te zoeken". „Hol* U al gegeten?" vroeg dominee Lavendar, haar over zijn brilleglazen aanziend. „Neen, dank u, ik wou a11een...." „Ik zcü wat eten," verklaarde hij, hoofdschuddend, riep Mary en zei haar het eten binnen te brengen. „Heusoh, u meet wat gebruiken. Op 'den raad van de eene leeg© maag aan de andere kan men niet vertrouwen. Kom, een kopje thee zal u goed doen." Hij bleef staan, legde zijn geaderde, oude hand op haar arm en zei: ~U bent er heusch niet zoo slecht aan toe, geloof dat maar." Zo begreep niet wat hij bedoelde. Wie kon meer zorgen hebben dan zij ? Maar hij sprak verder over geen zorgen. Hij riep Laetitia en liet zijn beide gasten plaats nemen. Hij sprak over zijn bijenkorven, en beloofde Laetitia haar zïjn kostbare steenen te laten zien en Jm% haat etw, korfje brood, gwa asu gjjo langharig hondje Danny. Toen vroeg hij haar naar wie ze heette.

„Wel, naar moeder!" zei Laetitia. „Mijn naam beteekcnt blijheid en .mijn vader heeft me 200 genoemd, omdat moedere oogen altijd blij zijn, en haar stem en haar gezicht, en,—" „Kindje, je moet niet zooveel praten," zei Elizabeth verlegen. „Mijn man is zoo goed, dominee, hij zegt wel eens zulke dingen," legde zo uit. Maar Laetitia, opgewonden door de buitengewone gebeurtenis, was niet te houden. Ze verteldo van alles, van Captain, van haar broers, van moeders tuin en vaders hond Jim, die een graf had in den boomgaard en een echt marmeren grafsteen, waarop stond: „Jim — een goed vriend." „Hij is gestorven, voordat ik geboren ben; ik kan hem me dus niet zoo goed herinneren, " zoi zo. Maar vader had moeder een anderen hond gegeven, die Fanny heette, en haar had hij een eigen gans gegeven, die kippen uitbroedde. „En hun eigen moeder kan ze niet leeren zwemmen," vertelde ze opgewonden „Vader zegt, dat ik het ze ook niet mag leeren, al wilde ik het wat graag, want moeder zou dat naar vinden. Zon u het heusch naar vinden, moeder?"

„Laetitia, kindje, je moest nu eens naar buiten gaan en in do tilbury gaan zitten."

„Anders loopt Captain weg," veronderstelde Laetitia.

„Ze praat veel, dominee," zei Elizabeth verontschuldigend. „Ze is ons eenig dochtertje en ik ten bang, dat we haar verwennen."

Misschien had dominee Lavendar van haar gehoord, wat hij wilde weten. Hij maakte tenminste geen bezwaar, dat ze weggestuurd werd en zij ging vroolijk in de tilbury zitten, babbelde tegen Captain en vlocht drie takken samen tot een krans.

Elizabeth Day en de dominee gingen weer naar de studeerkamer. Haar hart begon te bonzen. Ze ging zitten op een plaats, van waar ze Laetitia kon zien zitten en de zon scheen op haar lief, afgetobd gezichtje. Ze speelde met het puntje van haar zakdoek, spreidde hem daarna uit met bevende vingers. Ze durfdo dominee Layendar niet aanzioß,

„Het staat er zoo mee. Ik wou u vragen, juist u, omdat u ons getrouwd hebt en ons niet kent en ü is toch ook een dominee — nu ik wilde u vragen — wat ik doen moet."

Dominee Lavendar zweeg. „Ik heb iets op mijn geweten. Het maakt me gek. Plet j 3 iets, dat mijn man niet weet. Als hij niet de beste man van de wereld was, zon ik het niet zoo vreeselijk vinden. Maar er is niemand, die beter is dan Peter ■— neen, zelfs geen dominee. We zijn twaalf ja.ar getrouwd en ik kan het dus weten. Hij is niet alleen de vriendelijkste man van de wereld, maar hij is zoo goed. Dij is niet als andere mannen. Hij denkt aan heel andere dingen, dan zij. Van sommige dingen begrijpt hij niets — evenmin als Laetitia. Als hij maar niet zoo goed was."

Ze word beurtelings wdt en rood. Ze beet zich op haar trillende lip en keek naar Laetiiia.

„Ik dacht, dat u me zou kunnen helpen, als ik het u vertelde, maar ik geloof, dat er niets aan te doen is."

„Er is iets aan te doen." Ze scheen aan zijn lippen te hangen. „O, dominee, als u nu kon zeggen, wat ik moet doen. 't Is zoo, ziet u. TJ trouwde Peter en mij onverwachts. Hij wist niets van mij af- Hij werd veriiefd op me, toen hij me eens zag comediespelen. Maar voordat ik Peter ontmoette...., dat wou ik u juist vertellen —" „Vertel me niets." „Niets vertellen?" Ze zag hem ontsteld aan.

, ,Kunt u bet nog gced maken ? Is er nog iets aan te doen?"

„Neen," zei ze snikkend, „niets, niets!" „Dan hoef ik het niet te weten, om u raad te geven. Laat ons nu eens zeggen, dat het het allerergste is. Het allerergste is voor ieder van ons weer iets anders. Voor den een is het een moord, voor den ander een leugen, voor een derde misschien weer het verkondigen van het Evangolie. Maar laten we nu eens het ergste voor u veronderstellen. Twijfelt u aan de vergiffenis van uw man?"

ijk deak^ dat hij het öM ©aas yerg'ffe-

nis zou noemen," zei ze na eenig nadenken, aan één stuk door spelend met haar zakdoek. „Peter houdt van me, dat is alles. Maar o, het zou hem zoon pijn doen."

~U hebt een besten man, daar twijfel ik niet aan," zei hij kalm. „En nu wou u vragen, als ik het wel begrijp, of u hem dat vrceselijke moet vertellen of niet. Ik zeg dadelijk," Elizabeth keek hem angstig aan, „u h'adt het hem moeten zeggen voor. uw huwelijk." „Moet ik het hem dan nog vertellen," fluisterde ze.

„Zou u het hem willen vertellen?" „O, soms kan ik het niet meer voor me houden," zei ze. „Het zou me zoo opluchten. Ik geloof, dat als hij het wist, ik het zou kunnen vergeten. Nachten achtereen lig ik wakkeren denk er over,.hoe. ik het hem zou kunnen zoggen, totdat ik niet meer kan. Dan denk ik dat ik het hem zal zeggen, zoodra hij wakker is." Ze zweeg, slikte een paar maal en klemde haar lippen ep elkaar, als wilde ze haar tranen terug dringen. „Eji dan weer zou ik sterven, ais.ik het hem vertelde. Ik geloof heusch, dat Peter denkt, dat ik bijna volmaakt ban. Het klinkt misschien gek, maar het is de waarheid. Het zou zijn, ja, ik weet niet wat, alsof ik hem een dolksteek gaf. Ik bedoel niet, dat hij boos zou zijn of hard, of zoo iets. Dat zou me niet zoo veel kunnen schelen. Maar ik zou een gevoel hebben, of ik hem vermoordde. Maar dat is misschien mijn straf," voegde ze er wanhopig aan toe.

„Moeder," riep Laetitia van buiten, „mag ik naar de bijenkorven gaan kijken." .Dominee Lavendar liep naar het raam en zei vroolijk dat ze mocht. „Maar je mag er niet aankomen," waarschuwde hij haar. Hij ging weer aan tafel zitten. Hij zette zijn bril af en bergde die op in een versleten lederen brillehuis. Daarna, streek hij eenige keeren over zijn oogen. „Een deel van uw straf. Ü" zoudt daar zeker niet aan willen ontkomen. Er is een groote voldoening in boete doen." Ze begreep hem plotseling. „Ik weet wat u bedeelt. Ik heb wel eens gedacht, ik wou dat ik Roomsch was en boete kon doen. Ik zou mezelf kastijden en het geluk noemen," besloot & vol ge^tdiifb»

zei hij langzaam. „Maar één ding mceten „U moet u niet onttrekken aan uw straf," we uitvinden. Verdient uw man straf of niet?"

„Peter," riep'ze uit. „Waarom? Hij heeft nooit iets slechts gedaan!" „Hebt u dan eenig recht hem te laten doelen in uw straf? ÏJ zegt, dat als hij uw vroegere zonde kende, u haar zoudt ver-' geten. Maar zou hij dat ook kunnen? IJ zou die vergetelheid duur betalen, als u de schaduw, die over uw pad ligt, op hem overbracht. Hebt u er nooit aan gedacht, dat het zelfzuchtig zcu zijn, den druk van uw straf niet alleen to willen dragen?"

„Wat?" zei ze ademloos, „hem niets vertellen?"

„Luister!" zei hij plotseling met ernstige waardigheid. Hij werd de priester in plaats van den ouden vriendelijken man. „Lang geleden hebt ge gezondigd. Ik weet niet, hoe, ik wil het ook niet weten. Maar het is gebeurd en niet meer goed te maken. Ge hebt gezondigd en er voor geboet. Ge hebt uw hemelschen Vader om vergeving gevraagd en Hij heeft u vergeven. Maar nog lijd* ge. Vrouw, wees dankbaar, dat ge kunt lijden. De zwaarste zorg ter wereld is die, die God niet kent en dus niet lijden kan. Zonder God te kennen, kunnen we niet hjden. Het weten van zonde in de menschelijke ziel is het zien van God. Uw r*dd.mS is nabij. Draag uw leed, heilig het, hef het omhoog. Laat het u nader hremgem tot Uw Heiland. Maar breng het niet ten last© van iemand, die het niet verdient. Wend niet het hart van uw man, door zelfzuchtig, Jet wel zelfzuchtig, hem dingen te vertellen uit b^t verleden, waar hij niets meer aan kan doen." Ze zuchtte diep- „Maar u weet niet wat het was. Als u eens wist —" „Het hindert niet, wat uw zonde was. Al wat er op aan komt, is uw liefde." „Maar ik ben hang, dat ik in mijn hart het hem liever niet vertel. Het kan zijn, dat ik me zelf bedrieg, als ik mijn zwijgen plicht noem." „Neen, ge vergist u. TJ wilt het hem niet vertellen, omdat uw gevoel u gebiedt, hem te sparen. Misschien wilt ge ook u zelf spa"**QÖ> teg«n.PÏer- fe^fl*» ÏÏ2" z**ijg?ö * smtS .een marteling voor u zei om zijnentwil]<\ Hel noeg daarvoor ? Ge een zwijgen is zwaar^ van de Boomsche kc Ze greep zijn hanatm, "^r tran vrijen loop latend. ...Ei. hoef ik vu meer te denken : „Zal ik het Peter • Bedrieg ik hem n. „Mijn dochter, ge bedriegt hem niet. Hij denkt "dat go een gr ode \ zoo. Laat uw gedac t.en gaan < jaren en zie welke wondert dingen ( in u verrichtte Buig uw knieën vcor H-j.. en dank Hem.. Ontken hei niet. Schrijf . niet aan u zelf toe, dat zou ondankbaar tegenover uw Vader, Die in de hemele: Maar dank Hem, d&' ge goed rijt. En nu, ' luist*1*- rk zeg u, uw last in stilte te dragen. ' otndat hij goed is" EHzabeth. zag hem aan, in gedachten verzonken. „Hoef ik dan niet bang te zijn, het vorm roe zelf is, dat ik zwijg? Nee: weet dat het zoo niet is. Ik weet het zeker. Om zijnentwille, voor hem!" „Ja, om zijnentwil." Hij za£ haar medelijdend aan. ~We«s sterk," zei hij, „en denk eraan dat stnat tusschen het leed en zijn geluk. Neeafi al het leed op u, en wees er dankbaar voor." 1 ~Zoo denk ik er ook over", zei 2 loos. „Ik, o, ik vind het zoo hesrlijk." „Blijf er altijd aoo over denken." Hij liet haar weer zitten en ging naar buiten om Laetitia te zoeken, haar achterlatend in den vrede, die iemand gesoh© wordt, wanneer hij het kruis ziet, we hij moet smachten, terwille van e geluk. „Stel", zei dominee Lavendar, terwijl hij ■de tilbury nakeek, die achter den heurel verdween, „stel, dat ik haar geep. goede ' vrouw en geen goode moeder bevonden had, ■ zou ik haar dan hebben laten zwijgent Ik 1 ben blij, dat ik daaraan niet heb ] twijfelen. Heer, ik dank TJ dat Ge ens men' reben, die in raadselen wandelen, allen in 1 Uw hand hebt. Kom Danny, laten we ■ naar deisijen gaan kijkea." Een Tapijtenmuseum.

Te Hamburg is eene vereeniging gesticht met. het doel schoone en merkwaardige oude en moderne tapijten te verzamelen. De collectie zal, als tapijten-museum, aan een bestaand museum' van kunstnijverheid worden ovoegd. In verband met de oprichting wordt in de School voor Kunstnijverheid eene tentoonstelling van ongeveer 20.000 afbeeldingen gehouden, dia een overzicht geven van de ontwikkeling der tapijündustrie. A. Melly †.

Het ..Nieuwsblad voor den Boekhandel'" verneemt het ovei-lijdeTi op 20 Juni 1.1. van den heer Alfred MeMjr te Bern, algemeen secretaris van liet Permanent Bureau van bet Internationaal Uitgevers-Congres. Bruno Walter is benoemd tot dirigent van het „Philharmonische Chor" te Wee.nen. Wetenschap. Malaria en zonlicht.

Het is een bekend- verschijnsel dat m 'het voorjaar het aantal malaria-gevallen toeneemt. Dr. F. Lenz te München iiceit de oorzaak hiervan trachten op t-e sporen, welke volgens hem is gelegen in het dan | optreden van recidieven, waartoe de st'}-' u zijn terug te brengen. Aau- I voorjaar toenemende kraaht der zonnestralen. De erfelijke aanleg van de jonge malariaparasieten om ep zonlicht met vermeerdering ta. reageeren. is een, door selectie te verklaren aanpassing aan den vliegtijd van de malariamug. Dat het zonlicht do beslissende rol in dezo speelt, wordt bevestigd door het feit, dat ook bestraling met de kunstmatige hoogtezon, recidieven te voorschijn kan roepen. Uvachromie.

Dr. Arthur Traume's, op het driekleue.ginsel gegrond? methode om te photografeereii in natuurlijke kleuren — de uvachromie — is nog weer verbeterd. Het voordeel van dezo methode is, dat van volgens deze werkwijze vervaardigde clichés oen onbepaald aantal afdrukken (diapositióven op glas) kunnen worden vervaardigd. Voor de projectie van deze diapositie kan men volstaan met een half-wattlamp, terwijl men voor ds projectie van autoom dia-positieven een veel sterker lichtbron noodig heeft.

De vertoonde beelden worden in het Berl. Tageblatt ten hoogste geroemd. Advertentie

Ingezonden Mededeelingen. (Voorwaarden plaatsing ïie hoofd le blad). Fa. M- v- d. Rae, 180 - Zomorhoeden Advertentie

ingezonden MededeeÜngen. (Voorwaarden plaatsing ria hoofd le bli STRIPLrE-SEIC is ALLEEN ECHT van gCOSNÏREAU. 8 KR & JA ■othandel in \Vynen - Amsterdam. Het Haagsche Tooneelseizoen.

n 's-G r a v e n h a g e, 29 Juni. Getrouw aan onze gewoonte, zullen wij ook nu het Haagsche tooneelseizoen even overzien. Maar de periode 1919—1920 is, door de ongelukkige staking, te zeer ontredderd geworden om er veel van te doen beklijven in de herinnering. De staking heeft het tooneelseizoen niet alleen quantitatief, maar oofe qualitatief gedrukt (belangrijke stukken vorderen gewoonlijk de meeste voorbereiding). En daarop zal men het wel goeddeels mogen schuiven wanneer men, onder een t remicres die het Haagsche gezelschap, het Ilofstad- Tooneel, heeft gebracht, er maar twee of drie vindt van wat meer beteakenis: dio van Wedekind's Loulou, Emants' Geuren en Bets Ranucci's Dat wat je niet hebt. Noch .viug's SLadhu'i*, uocb S Ai zokcr min als de rest : Wfldgans' Liefde, Jerome's Mr. Parahle, Berliner's 3GO Vrouwen, Dcnnay's Wip,t Marmart en Gerbidon's Professor Etiquette (tenzij dan om het spel van Brcndgeesl) of Brccdelet's Ang'ele. En zeker niet het voor het publiek blijkelijk zoo behagelijko Vadertje Langoren. Belangrijker waren eigenlijk ovor 't algemeen de premières die Hollandsehe gezelschappen van andere plaatsen ons hierbrachten: vooral die van Strindbergs Paschcn door de Haarlemmers (die ook nog kwamen met Ah 't Getij verloopt), die van 'n Boes, eveneens van den groot en Zweed, door het gezelschap van Eoyaards, dat cok nog met Troiiicen...? van Gogol kwam, en die van Hans Martins Vrijbuiter door lieyermans' Tooneelvereoniging. De Rotterdammers given ons voorts den eersteling van Emants' Zon Pias. *

Een korte verschijning werd nog gemaakt door Verbeoks gezelschap, van op straat geï, dat Reclame vertoonde van Megrue en Hackett. Welke reclame echter, Gehoon ze lang niet kwaad was, niet door verder werk is gevolgd. Wij kregen hier voorts ons aandeel in de voorstellingen van den Franschen troep en van het Engelsche gezelschap, die vooraf in Amsterdam speelden en mochten voor Den Haag alléén, nog wel op 't eind van bet seizoen, den troep van 't Friedrich Wilhelm's Stadtische Theater uit Berlijn zien optreden, welk optreden den wensch deed achterblijven dat we, den volgenden winter, dit gezelschap, waarin veel talent bleek te zitten, zullen mogen weerzien op een beter gekozen tijdstip en met wat interessantere stukken. Over 't algemeen mag men verwachten 21 het tocneel zijn schade chitterend in zal halen. En in. 't bijzonder zal men benieuwd mogen zijn naar dó combinatie, dio is gevormd tusschen het Hofstad-Tooneel en de Rotterdammers. Zal deze „tooneeltrust" van den heer Van der Lugt de winst opleveren, die voor Veruitbleet' "

Met name de artistieke winst? Wij zullen uitzien en... wachten

In de kunstzalsn >sch ta s-Gravenhage is werk van Max Fleischer te zien.

Rotterdamsche Kunstkring.

Kubisten en Neo-kubisten van „la Section d’Or” te Parijs.
Rotterdam, 28 Juni.      

Welke bezwaren men hebben mag tegen de prestatiën van de leden der gouden sectie, men dient te erkennen en te waardeeren, dat zij rechtzinnig in de leer zijn en zeer waarschijnlijk te goeder trouw. Die leer is even eenvoudig als de hypothese, waarop zij berust. Men neemt aan, dat de natuur de vrije uiting van het aesthetisch gevoel belemmert. Beeldende kunst — aldus meent men — zal zuiverder zijn en dus van hooger schoonheidswaarde, naarmate zij zich van de natuur verwijdert. De impressionisten hadden daar al eenige notie van. Zij gaven niet de objecten in hun realiteit van vorm en stof, maar enkel de kleuren in hun onderlinge harmonische verhoudingen. Sedert is men geleidelijk verder gegaan wat betreft het elimineeren van de stof en het zooveel mogelijk zuiveren van het rhythme der ziel, met het resultaat, dat ons nu in den Kunstkring wordt voorgezet.

Neemt men aan, dat de Hollandsche leden der sectie: Mondriaan, Huszar en Van Doesburg de rechtzinnigste uitdrukking geven van het aesthetisch credo, dat de natuur geheel en al overbodig is bij de beelding van het gevoel, dan moet men tot de overtuiging komen, dat hun kunst bijzonder zelfzuchtig geaard is. immers, mededeelzaam zijn ze geenszins. Ze bergen namelijk hun gevoel zoo degelijk ep in de cachotten van hun kunstformule, dat de beschouwer er evenmin iets van gewaar wordt, alsof het doek geheel ongerept gelaten ware.

De composities van genoemde heeren bestaan uit vierkanten en rechthoeken, die met verschillende vlakke kleuren zijn ingevuld, en een sterke overeenkomst hebben met gewone verglaasde tegels in gangen, vestibulen, badkamers e.d. Wat daar aantrekkelijks in is in de niet eens epateerende voordracht zal zeker maar door weinige bevoorrechten begrepen worden. Den meesten onzer zal de praktijk der zoo hooggelaarsde theorie in dezen vorm wel buitengewoon saai en grauw voorkomen.

Andere leden dezer gouden sectie geven ons stalen van hun kunst, die minder elementair aandoen, maar er evenmin veel toe bijdragen de naar kunstgenot dorstige zielen bijzonder geestdriftig te stemmen. Vasselie toont ons drie kindervoorstellingen (Nos. 46, 47 en 48), die eenigszins hybridisch en wankel in de leer aandoen. Men kan namelijk zien, wat ze voorstellen. Het zijn wel erg goedkoope styleeringen in Neurenburger speelgoedtrant, nog al geesteloos en bovendien bot van kleur.

Hellesen geeft een soort van rechtlijnig, vlakgekleurd schilderwerk, waar ook al geen overmaat van geest en gevoel in te ontdekken valt (17). Opmerkelijk is ’t, dat precies hetzelfde effect bereikt had kunnen worden met opgeplakte strooken gekleurd glimmend kaftpapier, in plaats van met kostbare olieverf. Een dankbaar procédé dus voor de sloydles.

Ongetwijfeld is er ook werk, waarin het talent van den vervaardiger duidelijker te herkennen is. In de eerste plaats de gevoelige en smaakvolle composities van Tour Donas (Nos. 40, 41 en 44), die in hun zuiver lijnenspel en hun teedere, paarlemoerige kleuren eenigszins doen denken aan de romantisch verdroomde kunst van den kortelings gestorven Mankes. Verder dient vermeld, dat er decoratieve bekoring, maar ook niets anders, uitgaat zoowel van Gontscharowe’s zwierige l’Espagnola (No. 14) als van Survage’s strakke en sterke Paysage avec poisson (No. 38).

Iets bijzonders is ook van laatstgenoemde Monaco (No. 39), dat doet denken aan vroeg middeleeuwsch miniatuurkunst.

Kubisten en neo-kubisten. Het is zonder nadere uitlegging niet gemakkelijk van de aanwezige werken te zeggen waartoe ze behooren. Er zal ook wel expressionisme bij zijn, en wellicht nog andere min of meer bekende merken van meer recenten datum.

Opvallend is het, dat al dit moderns al zoo ouderwetsch aandoet. We hebben zulk soort onafhankelijk gedoe al zoo dikwijls gezien, en het maakt haast even neerslachtig, — hetgeen niet weinig zeggen wil, — als een zaal vol Haagsche-schoolvolgelingen. Werkelijke talenten zijn nu eenmaal uit den aard der zaak ook bij deze niewlichters schaars voorhanden, evenals vroeger, in rustiger en gemoedelijker tijd, het geval was. Er moest nu maar weer eens iets anders, iets nieuwers komen; anders gaat de aardigheid eraf. Dadaïsme is al in het buitenland vertoond. Hoe die kunst er uitziet, weten wij niet. Denkelijk zal ze wel iets zijn, dat heenwijst naar een toekomstrichting, welke men gevoegelijk gagaïsme zou kunnen noemen.

A. v. V.      


Men schrijft ons uit Assen dd. 28 Juni: Gedep. Staten van" Drente stellen i»;n Staten voor aan het gemeentebestuur van Sleen voor herstelling van den toren aldaar een subsidie te verkenen uit de provinciale fondsen van 10 % der werkelijk te besteden koeten tot een maximum van f 2200. Wolenschap en Nijverheid.

Schouwburgen enz.

Ame B \ Stadsschouwburg: ; 1 kruises. Grand 'I'h,Mire: f Paleis V. Florc: g U. Heb je Fmscati Schouw. lilllevut: S u. Am;, P/p; Bozen Theater: 8 u. Theater Carré: s u •s-Cra Dondcrc Scala: 8 u. Wij Vb KurAauj Concert. Rott Th is Schouwburg: (irbouw v. Kunst- Variété. Zee- en Landmaart.

De i Maatschappij • •' 1 worden g ter zco cc. Schaken. De Boedapest-variant.

(Slot.) De derde der genoemde partijen was de laatste partij van mijn match met Filep. Wit: Filep. Z™**- R<*tl« * 1. c!2—d4 J?gB—r6 2. e7—es 3. dlxeö Pfo-g4 4. .Ddl—d4 Terwijl in de beide voorgaande partijen de gewonnen pion door Wit werd teruggegeven, met jde bedoeling daardoor positie-voordeel te verkrijgen, ' tracht de heer Filep den pion te behoudön4. d7-d6l Hiermede doet zwart voor goed afstand van de mogelijkheid den pion te heroveren, maar verkrijgt I öten voorsprong m ontwikkeling. Bi elde in de pantij tegen Dr Esser (Boedapest 1917), toen hij -deze variant voor de eerste maal beproefde, 4k — • h7_bs' 5. eSxdo LfBxd6 Nu zou Wit "dcor 6. Dd4Xg7?, wegens Ldó— «5 direct verliezen. 6. pgL_f3 0-0 7 Pb*U-me don teriurtorht langs de lange diagonaal en verschaft den Looper d 6 ruimte. TfB— d 8! r?l—e2 Ld6—c7! 16. Db3-c? Dh4—gö 17. Kei—il! Ka 17 "2—g3 is Dgó—f6 zeer sterk. 'if_ Le6xc4 1« Le2 xo4 Peö xc 4 19. bit—b3 Schijnbaar beeft Wit zich eenigszms bevrijd «l den gambiet-pion behouden. Stelling na 19. b2—b3. Zwart.

Wit. 19 Pc4—es 1 Bwart kan slechts voordeel behalen, als het hem gelukt via het zwakke punt d 3 s stelling binnen te «ringen. En daarom moest hn hier nauwkeurig berekenen, dat Wit h.er geen fielegonheid heeft een stuk te winnen. b ° 20. f2—f* Dgo—f6 21. Kf 1—gl! Na 21 Pc3—e4 volgt Df6—gC! (DfS— f 5?; 9" jr2— sA); 22. Uxeö, Le7xeö; 23. Tal—bl, Ld^-gS"(dreigt 24. ... TdB-e8) ; 24. Tbl—b2, Dgö—föf; 2-5." Kfl—Kl (Kfl-e2, Dfó—hot), Dio x e 4! 31. TdS—d3!

Drfigt Td3xc3, Dc 2 x e 3, Peö—f3f Ingeval eS dan Td3xc3! 23. eöxf6, :c2 of 23. De2xc3 en Zwart behoudt in beide gevallen oen overwegenden aanval. 22. Lel—d 2 Ook na 22. Lel—l>2 volgt TaB—dB, waarna Peö niet kan worden genomen. 22 TaS—dB 23. Tal—dl Na 23. f-i xes wint Lc7 x e 5. 23. Df6—h4? Beide tegenstanders waren hier reeds in dringenden tijdnood; Daardoor verzuimt Zwart de ,: Kunst. Fransche kunstnijverheid bij Liberty.

Door den winkel van Liberty, de trap °P, bereikt men de bovenzaaltjee, waarin tot 15 Juli a.s. eene tentoonstelling van Fransche kunstnijverheid wordt gehouden. Men vindt er een mooie verzameling ceramiek, meest van oudere kunstenaars als De 1* Herche, Decoeur, Lenoble, dio metrecht meesters heeten mogen, daar ze voluit beschikken over al de middelen waarmee het zuiver-sehoone kunstvoorwerp tot stand komt. De traditie, de volmaakte geschooldheid, de rustige toewijding aan het- uitverkoren werk, ■— ziedaar eigenschappen, waardoor deze fijne Franschen imponeeren en die vóóral in het sobere, technisch feillooze werk van Lenóble Ie resultaten hebben geleid. Geheel in den geest dezer cora,-. miek-kunstenaars werkt Dunand in metaal. Voornaam en ongezocht zijn de gedreven schalen en vazen, de altaarkelken, de kleine i vu^iuti.fuu lcu sieraad en gerief, die i I 90 ttAÉêft 'Mi|g-Zim geëxposeerd, zoodat de ;iaar recht komt. Van bijzondere waarde is hier het rijke en toch sobere ornament, 't welk elk stuk, dat uit do handen van dezen voortreffelijken edelsmid komt, tot een ding van distinctie- maakt. In vitrines liggen allerlei kleine kostbaarheden: waaiers, papiersnijders, bijouteriedoosjes, lijf sieraden, — arbeid van Mangin,- Rivaud en Bablet. Heel mooi, ook als werkstuk, zijn, van eerstgenoemde, enkele eenvoudige ringen. _ Dunand is er met allerlei zilveren opschik: broches, sierspelden in den vorm van kevers-, sprinkhanen en ander klein gedierte; Bastard's gespen en dergelijke beduiden niet veel.

Bij de verzameling sierstoffen vinden we de eenvoudige zijden japonnen met ingeweven ornament terug, die ook op do Haarlemsehe tentoonstelling de aandacht trekken; niet zoo gelukkig is dezo inzender met twee lappen, „filet, giupure" gehceten, wel mooi en sober van tint, maar minder geslaagd van voorstelling. Het eene stuk, waarop de „Hemelvaart" is afgebeeld, doet eer aan een oud-Fransche „Beweening" denken: het machtelcozo lichaam van Christus uitgestrekt iv de armen van een ongel; het andere verbeeldt „Prorneteus"; den gier vindt men als siermetief op wel fijne wijze, maar wéinig-zeggend, als hoekvulling aan-

gewend. Op een afzonderlijk tafeltje ligt de leerarbeid "van Louis Germain: tasschen, portefeuilles, visiteboekjes, kussens, in prachtig-donkere tinten verlevendigd met even een beetje goud, wat rood, of een fcnkelonden steen — elegante en deftige dir gou. Minder voornaam zijn de moderne stoffen van Martine: bont en druk en weinig oorspronkelijk. De zwart-en-gonden lappan van Ruhlmann maken wel een rijk, maar geen deftig effect; 't is alles te veel en te pronkerig. Beter zijn de sterk-gekleurde strepenweefsels van Jourdain. Ten slotte enkele proeven van geglazuurde tegels, genoegelijke dingen, van Bruyer en, in twee groote vitrines, de inzending sierglas van Lalique: de welbekende, elegante, precieus-verfijnde kelkjes, flacons, poederdoozen, likeurkaraffen en andere kostbaarheden, die niet altijd vrij van mcdieuse grilligheid en overlading zijn, maar waar wij, op dit punt weinig verwende Hollanders, toch graag de gratieuze wereldschheid van waardeeren. Wie van al deze dingen en hun makers meer weten wil, kan do geïllustreerde werken met afbeeldingen doorbladeren, die op een afzonderlijke tafel ter beschikking der bezoekers liggen -. De tentoonstelling is voortaan alleen op werkdagen van 10 tot 5 uur geopend. M. V. N.V. „Het Tooneel”.

Zaterdag 3 Juli 8£ uur geeft het gezelschap van de N. V. „Het Tooneel", dir. dr. Willem Royaards, in den Hollandschen Schouwburg een enkele opvoering van de succes-klucht In 't Gouden Kaantje van. Otto Hartling, vertaald door Tony Schmitz. In dit stuk treden op de dames: Anna Sablairolles, Magda Janssens, Julia.de Gruyter, E-veline van Beem en de heeren: Loui Saalborn, Oscar Tourniaire, Johan Gobau, Maurits Parser, Dom. de Gruyter, Jan Wensma en Meyer van Beem. Jacoba Repelaer v. Driel—.J.H. Besselaar.

Naar men ons mededeelt zullen de zangeres Jacoba Repsïaer v. Driel en de organist J. H. Besselaax in September eu October a.a. eenige korkconoerten door ons land jgeven.