Pagina:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
):[ 56 ]:(

de Coninck can verwijten, dat hy ofte zijn Vader de Keysfer ons souden yet ghegheven hebben: ten sy dat hy voor liberaelheyt wil rekenen, mildt van ander luyden goet te wesen. Maer wel ter contrarien, sonder hier te spreken van 't groot jonghelijck daz ons in de voorsz. Graefschap van Bourgoignen geschiet, daer in wy nocheans soo groot recht ende preeminentien hebben, ende van de welcke wy teghenwoordelijck zijn berooft worden wtstellende t'vervolch der selven tot der tijdt toe, dat de wapenen, die wy in handen hebben, ons meer rechts sullen hebben ghedaen, dan de onghereche ticheyc des ghenen diet ons altemaele is onthoudende: soo ist, dat wy niet soo haeste de voorsz, successie gheaenveert hadden, oft ons en wordt alsoo saene onttrocken de heerlickheyt van Chastel-bellin, de welcke van soo gheringher weerden is, dat de somme van de achterstellen die men ons van wegen der selven op dit pas schuldich is, beloopt tot drie mael hondert ende vijftich duysent guldens. Noch boven dien soo is ons oock die onghelijck gheschiet, om de mate van ongherechticheyt t'eenemaal te vervullen. De Keyser Karel versocht zijnde van onsen Heere vader dat wy ten minsten alvooren mochten nae rechten redintegreert werden in