Pagina:Arbeiders.djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
112

wijze, die zeggen moest: "valsche slang, ik heb u ondanks alles innig lief."

Het gesprek was levendig, zonder dat er echter over een bepaald onderwerp werd gesproken; men lachte, maakte toespelingen, was hatelijk of wel lieftallig al naar het viel.

Dokter Bennecken kwam het verlichte vertrek binnen doch wilde, toen hij het gepraat en gelach in de andere kamer hoorde, dadelijk weer heengaan.

"Ben jij het Johan.... wil je geen kopje thee hebben?" riep Hilda hem toe. De dokter zag zich wel genoodzaakt binnen te komen; hij groette de jonge dames, maar verdween met zijn kopje thee weer in het salon. Hij was niet best geluimd; in de poort had hij Christine ontmoet en zij was hem voorbijgegaan, zonder de minste notitie van hem te hebben genomen.

"Mijn geleerde broer heeft vandaag veel trappen moeten klimmen," riep Alfred vrij luid.

"Wat meent gij hier mee" vroeg Sophie, die aan den toon, waarop die woorden gezegd werden, merken kon, dat er iets bijzonders mede bedoeld werd.

„Ja.... mijn broer is geen vriend van trappen klimmen; hij gaat het liefst daar, waar de kamers gelijkvloers zijn; soms heeft hij er echter niet op tegen een paar trapjes naar beneden te gaan."

"Het past al heel slecht voor eenen dokter bang voor trappen klimmen te zijn," merkte een der dames aan, die den zin van Alfreds woorden in het minst niet begrepen had.

"O, het is maar best de sympathieën en antipathieën van mijn broer niet al te nauwkeurig te onderzoeken; in alle zaken heeft hij nog al een' zonderlingen smaak. Kunt gij bijvoorbeeld raden, dames, hoe zijn ideaal van eene vrouw er uit moet zien?"

"Neen, neen, volstrekt niet, vertel ons dat," riepen eenige der dames hem toe.