Pagina:Arbeiders.djvu/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
153

"Och, zeur me toch niet met dat: bedaar toch Adelaïde! ik vind die woorden onuitstaanbaar," zeide mevrouw en nam het deksel van de schaal af, waarin kalfsvleesch met eene pikante saus was.

Juist toen mevrouw er zich van bediende, hoorde men voetstappen op de kleine veranda; zij had bijna niet meer den tijd het deksel weer op de schaal te doen, of de groothandelaar Falck-Olsen stond reeds in de kamer.

"Aha! dat tref ik gelukkig," riep hij uit en zijn gelaat straalde van tevredenheid, "de familie is nog niet aan het eten? Ik kom speciaal om u mevrouw met eene boodschap van mijne vrouw. Het zou haar genoegen doen, indien gij dadelijk mee wildet gaan om bij ons het middagmaal te gebruiken. Zij heeft een paar kuikens laten braden, die bijzonder goed uitgevallen zijn en zij wil absoluut, dat u ze komt proeven. En niet waar, Excellentie, gij wilt mij bij een glas witten portwijn wel gezelschap komen houden," voegde hij er bij, en stak hem de hand toe, "wij beiden hebben van daag wel eene extra hartsterking noodig." De minister drukte hem hartelijk de hand.

Mevrouw was een en al verbazing en haar man kon niet nalaten fluisterend te vragen: "heb ik het je niet gezegd, dat de verzoening spoedig zou plaats hebben?" Zij zag bijna met eerbied naar hem op en gewillig ging zij met den heer Falck-Olsen mee. Haar man riep aan de trap Hilda toe dat zij zich zoo spoedig mogelijk gereed moest maken, om naar de familie Falck-Olsen te gaan.

Het herstel der vriendschappelijke betrekking tusschen de beide familien werd door eene rij van feesten gevierd. Het waren nu echter niet meer "de groote spijzigingen," zooals Delphin altijd zeide, maar meer kleine heerendiners, waarbij men lang aan tafel zat en waar veel gesproken werd. Delphin kwam spoedig op de hoogte, hoe de vork eigenlijk aan den steel zat en amuseerde er zich in stilte mede.