Pagina:Arbeiders.djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
15

"Ja, Sören, dat hebt gij gedaan," antwoordde Njaedel bedaard, en ik geloof zelfs, dat gij vele dingen hebt gedaan, die gij liever niet hadt moeten doen."

"Denkt gij misschien, dat het maar zoo gaat, oude steeds gebruikte wegen af te sluiten," vroeg Sören hem op zachtmoedigen toon, "dat kunt gij niet meenen Njaedel?"

"Ik heb mijn eigendomsbewijs .... en een dat echt is, ik heb het land van de kerk gekocht en ik betaal er belasting voor aan den Bisschop te Christiansand. Geen woord staat er in te lezen, hoor, dat de eigenaars van Börevig verlof hebben, over mijn land te rijden, en zoo vind ik, dat het mij vrij staat, slooten te graven waar ik wil."

Na deze woorden gezegd te hebben, sloeg hij den weg naar den huizenkant in.

"Ja, maar het wier .... het wier!" riep Sören uit, en hij wreef zich harder dan gewoonlijk in de handen.

"Het erts is in de bergen, en het wier in de zee, hebt ge geene bergen, zoo hebt ge geen erts, hebt ge geen strand, zoo hebt ge geen wier. Ik vind, dat ge dit moest begrijpen Sören, gij, die zoo buitengewoon schrander zijt."

"Ja maar, ja maar," begon Sören opnieuw, maar alle Godsgaven moeten wij toch met elkander deelen, zijn wij niet allen broeders?

"Ik wil je broêr niet zijn, Sören Börevig.... voor geen tweehonderd groote lasten zeewier," antwoordde Njaedel, en er lag iets sombers in den blik, waarmede hij hem aanzag.

"Nu ja .... Njaedel, dan schiet er wel niet anders over, dan de zaak voor het gerecht te brengen," zeide Sören bedaard, "de advocaat Tofte is nu juist hier, dat komt al heel goed uit, ik zal hem er over raadplegen."

"Ga je gang, Sören, ik heb mijn koopcontract," antwoordde Njaedel, en hij ging verder.

Midden op den weg, tusschen de huizen in, stond eene menigte mannen om een voertuig, dat zoo even was aan-