186
zei hij: "Vader—vader! ik heb mij in u vergist!"
Maar nu kreeg mevrouw hare tegenwoordigheid van geest terug, "ik verzoek je Johan met meer respect tot je vader te spreken.... en hoor bedaard wat ik je zeggen wil. Gij weet zelf.... als dokter heel best, dat de ziekte, waarop gij doelt, nooit door fatsoenlijke lieden wordt genoemd."
"Ja, dat is het juist," riep haar zoon uit. Vele malen heb ik er mijne gedachten over laten gaan, wat de reden is, dat die vreeselijkste aller ziekten verlof heeft, incognito overal binnen te sluipen, terwijl het niet fatsoenlijk is, haar bij haren waren naam te noemen. 0.... gij weet niet, wat gij gedaan hebt. moeder!"
"Wat heb ik dan gedaan! je bent van je zinnen beroofd, jongen!" riep mevrouw toornig uit. Zij kon het zich niet voorstellen, dat die sul van een Johan hier met het uiterlijk van een rechter voor haar stond.
"Adelaïde! " klonk het voorzichtig uit het bed.
Maar Johan ging kalm voort. Nu hij zekerheid had was het, of de vulkaan, die in hem brandde, op eens uitgedoofd was. "Dat gij trachttet mij te verhinderen haar tot vrouw te nemen, kan ik begrijpen, en zou ik misschien hebben kunnen vergeven, maar dat gij haar zoo moedwillig in het verderf liet loopen. 0.... gij weet niet hoe edel en goed zij was, en hoeveel zij heeft moeten lijden.... Nu is zij gestorven, en ik vertrek van avond. Vaartwel!"
"Waar naar toe?" vroeg mevrouw.
"Naar Amerika," antwoordde Johan, die reeds in de deur stond.
"Naar Amerika! dat gaat volstrekt niet! Daniel!" riep zij haren man toe.
"Het is eene ernstige zaak, en vóór alles is het noodig dat wij bedaard zijn," zeide de minister.
In de eetzaal kwam Hilda, nog maar half gekleed ha-