Pagina:Arbeiders.djvu/198

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

196

Delphin mompelde eenige beleefde volzinnen, en de minister was zeer over zich zelf te vreden; toen Delphin op het punt stond het vertrek te verlaten, vroeg hij fluisterende: "Wat zijn dat voor vreemde Chinezen, die gij mij op den hals hebt geschoven?"

"Boeren van de Westkust, die naar eene zaak komen informeeren, welke aan ons Departement ingediend is. Ik trok mij hun lot een weinig aan; daar Mortensen hen wat onaangenaam behandelde, Ik meende dat het beter was geene aanleiding te geven dat...."

"Volkomen juist geoordeeld, waarde kamerheer, ik zal hen eens aanspreken. Ja Mortensen is, onder ons gezegd. soms wel wat ruw."

De bureau-chef ging weg en de minister zei vriendelijk tot de twee, die te wachten zaten: "Nu, luidjes, nu ben ik geheel tot uwen dienst. Het was dus eene zaak aangaande...."

"Aangaande het recht op een deel van het strand wier," zeide de opperloods.

"Het recht op een deel van het strandwier," de minister schelde—gaat zoo lang zitten, die zaak zullen wij eens spoedig in orde maken,"—hij schelde weer, — is de zaak kort geleden bij ons ingediend?"

"Aanstaanden herfst wordt het twee jaar," zeide Njaedel.

De minister sprong verschrikt van zijnen stoel op; toen hij die grove stem hoorde, daarna opende hij de deur van het vertrek met den afzonderlijken ingang en riep: "Mo!" Mo was er niet; de minister liep naar de andere deur en joeg den secretaris een' doodelijken schrik aan, toen hij, duchtig met zijne sleutels rammelende—dit was altijd een teeken van slecht humeur—hem naar eene zaak over "wier" vroeg.

De secretaris begon ijverig in de protocollen te zoeken; hi] bladerde van voren naar achteren en van achteren naar voren, maar niets, wat op deze verd.... zaak