Naar inhoud springen

Pagina:Arbeiders.djvu/205

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

203

getuige van de zaak waren geweest, verdwenen weder in hunne afdeelingen, en de secretaris zette zich geheel en al vernietigd op zijne plaats en tuurde op de volgnummers.

Njaedel had geen oogenblik de stukken uit het oog verloren, en toen zijn broeder er mede verdween, riep hij uit: "Wie had gelijk?"

"Ja, mijn goede man," antwoordde de minister, "dat kan ik u niet zeggen, doch men zal u, zoo gij na eenigen tijd bij dat Departement er naar vraagt, zeker de noodige inlichtingen dienaangaande geven. Vaartwel heeren—vaartwel, het was mij een groot genoegen u van dienst te zijn."

Hierop schoof hij hen beleefd de deur uit en draaide den sleutel om.

Alles schemerde Njaedel voor de oogen; nu begreep hij er niets meer van; de opperloods kookte meer en meer van woede. Nu maakte Mortensen, toen de twee vrienden zijn kamer passeerden een deftige buiging, waarop de opperloods die anders zoo goedhartig van karakter was, zijne drift, die bijna tot razernij was gestegen, niet langer meester bleef. Hij greep een flesch met inkt, die in een vensterbank stond, en wierp haar met alle kracht naar het hoofd van Mortensen.

De Redacteur boog schielijk op zijde, waardoor de flesch tegen den muur achter zijnen lessenaar te recht kwam en in duizend stukjes brak. Weer ontstond er groote verwarring in de aangrenzende kamers, waarin de opperloods en Njaedel zich haastten de trappen af te komen.

De schrik over deze ongehoorde handelwijze was zoo groot, dat niemand er aan dacht de misdadigers te vervolgen. Terwijl zich al meer en meer heeren van het departement om de groote inktvlek verzamelden, waaruit zwarte stralen naar alle richtingen schoten, voerde Hiorth met zich zelf een inwendigen strijd: zou hij, hetgeen hij op de tong had, zeggen of niet? Hij was