207
rijke lieden voor te stellen. In vele jaren was hij niet in de hoofdstad geweest; velen waren hem dus onbekend.
Intusschen was hij spoedig weer op hoogte, want voor het meerendeel droegen de gasten nog die half Duitsche uit den Deenschen tijd ingevoerde namen, die volgens een geheimzinnig erfelijk recht eenige vette landsposten aan zich verbinden. Niet alleen schijnen deze heeren de namen en betrekkingen hunner vaderen te nebben geërfd, maar zelfs in hun voorkomen hebben zij iets behouden, dat aan den tijd van Frederik den Zesde herinnert: hetzelfde regelmatige; wel gevormde profiel, hetzelfde kleine ronde hoofd, denzelfden stijven hals en hetzelfde gelaat, door eenen korten, stoppeligen baard omgeven, dat van voortdurende bescheidenheid getuigt.
Naar Delphins plan had het gezelschap zich in de hoeken en bij de ramen in kleine groepjes verdeeld, terwijl men midden in de vertrekken meest twee aan twee ging, anderen waren nog om de tafel geschaard of met hunne borden in de andere kamers verdwenen. Om een rijzig mager heer met een langen grijzen baard, een Noorsch beeldhouwer, die zijn atelier in Stockholm had, hadden zich ook vele gasten verzameld.
Naar men zeide, was hij te Christiania gekomen om gedurende de aanwezigheid van den koning, de belangstelling voor een nationaal monument, waarvan hij eene schets ontworpen had, op te wekken.
Het was eene groep, die de vereeniging tusschen Noorwegen en Zweden moest voorstellen; het plan bestond, het monument op de Eidsvoldsmarkt vlak voor het Storthinggebouw te plaatsen. Hij had de schets, verkleind en in potlood bij zich, en liet die aan hen, die om hem heen stonden, zien.
De omstanders legden veel belangstelling aan den dag en prezen de schets zeer, want allen waren genoeg met