Naar inhoud springen

Pagina:Arbeiders.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

224

De trein, waarmee de Koning verwacht werd, kwam eindelijk aan en men wachtte op het einde van de ceremoniën, die bij de ontvangst op het perron gewoonlijk plaats vinden. Van de kade en uit alle kleine straten waren de menschen bij het stationsgebouw saamgestroomd: zeelui, sjouwers, vrouwen en werklieden.... een weinig voornaam publiek dus om mee te beginnen.

Toen eene stem uit die menigte luidkeels riep: "Leve de Koning! Hoera!" werden deze woorden slechts flauw door eenigen herhaald. Eene doodsche, onaangename stilte heerschte, terwijl de voorname heeren in de gereed staande rijtuigen stapten.

Voorop marcheerde het "gele corps," dan volgden de koninklijke equipages; over de markt ging de stoet en door de nauwe passage bij Dijbwadgaarden. Hier en daar riep een getrouw burger uit al zijne macht "Hoera!" maar de al te groote geestdrift van een' enkele scheen de menigte te weerhouden de kreten te herhalen; zoo ging het den geheelen tijd tot dat de optocht de kazerne van de brandweer voorbij was.

Toen ging het wat beter, en de Zweedsche heeren en het gevolg des konings knikten elkander verheugd toe; bij de Akerstraat en bij de Egermarkt werd het geroep meer algemeen.

De prachtige oprijlaan, die van het Storthing-gebouw naar het slot voert, werd in al hare schoonheid beschenen door de vroolijke voorjaarszon. De fraai uitgedoste gele ruiters in vollen draf, het groote aantal rijtuigen, de prachtige uniformen, de talrijke groepen van netgekleede personen, die een hoerageroep aanhieven—alles verhoogde de feestelijke stemming, zoo dat nu werkelijk met geestdrift het "leve de Koning!" werd geroepen. Toen de stoet voorbij was, zagen allen, die op de Karel-Johanstraat stonden, naar het slot, waar zij ruiters en rijtuigen als een glinsterende slang de hoogte zagen be-