Pagina:Arbeiders.djvu/31

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
29

"Gaarne ben ik hiertoe bereid, wanneer de ambtman mij zulks beveelt...." antwoordde de officier van justitie.

"Neen, neen.... van bevelen kan geen sprake zijn.... ik meende alleen, dat het zeer aangenaam zou zijn, wanneer wij, het is zoo'n hondeweer, wat vroeg naar de stad konden terugkeeren."

De rechter kneep weer even zijne oogen toe, en er werd besloten, dat hij de zitting van den namiddag zou presideeren.

Onder het dessert, dat uit een echt nationaal gerecht bestond, eene soort vla van vruchtensap, werd er sherry geschonken: de gezichten der meeste heeren begonnen er uit te zien, alsof zij in het schijnsel van de ondergaande zon zaten.

De advocaat Kahrs beweerde, dat de klerk van den drost werkelijk een onbeschaamde kerel was, wijl hij het waagde, na zulk een ernstig "memento mori" als het brokje vleesch, drie groote porties van het dessert te verorberen. Er werd tot het laatst toe luid gepraat, gelachen en gedronken, de boeren alleen volhardden in hun stilzwijgen, en eenigszins wantrouwend zetten zij nu en dan het glas aan den mond.

Juist toen het leven aan tafel het grootst was, tikte de ambtman met zijn mes tegen zijn glas, tot teeken dat de maaltijd als geëindigd was te beschouwen. De boeren op straat bemerkten, dat het maal was afgeloopen, aan de vele roode gezichten, die zich voor de ramen en in de deur vertoonden: in dat vervl.... regenweer, kon men geen voet buiten zetten. De eetzaal werd, nadat de heeren koffie hadden gedronken, weêr tot gerechtszaal ingericht, en met alle plechtigheid hervatte men den arbeid. De officier van justitie, die zou presideeren, zag er in de rechtszaal op zijn best uit. Het welgevormde hoofd, voorzien van eene witte pruik, gaf hem iets, dat