Pagina:Arbeiders.djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
47

begon het groeten, want hij kende de geheele stad. Lange oefening had het hem mogelijk gekost geenen groet ongemerkt te laten voorbijgaan. Aan de paarden wist hij dadelijk, aan wie de rijtuigen behoorden, en hij kon zijnen groet dus gereed houden. Oude of jonggetrouwde dames, die niet konden of wilden uitgaan en die door de ramen naar de voorbijgangers zagen, konden er op rekenen, dat de kamerheer niet zou vergeten, haar te groeten: hij wist al te goed, hoezeer zij hierop waren gesteld; terzelfder tijd kon hij echter ook het oog houden op de beide trottoirs, of iemand daar ook den hoed voor hem afnam, ja, zelfs den heeren, die op het achterbalkon van den tram stonden, werd in het voorbijgaan een groet toegeworpen.

Hij was dan ook een van de meest geziene personen in het "high life" van de hoofdstad, ofschoon hij misschien meer gevreesd dan bemind werd, want hij had eene scherpe tong en was van alles, wat voorviel, op de hoogte.

Vóór eenen winkel in de Koningstraat stond het rijtuig van den minister Bennecken; George Delphin wilde juist den koetsier aanspreken, toen juffrouw Bennecken den winkel reeds uitkwam.

"Och beste kamerheer," begon zij, dat komt al heel goed uit, dat ik u ontmoet. Rijd met mij mee naar huis. Mama heeft mij uitgezonden, om garneersel voor eene japon te koopen, en ik ben er bijna zeker van; dat ik eene slechte keuze heb gedaan. Zoo gij met mij meegaat, heeft zij niet de gelegenheid mij te beknorren."

"Het spijt mij werkelijk, juffrouw Bennecken, maar ik ben op weg naar mijn Departement. Wat zou uw vader zeggen, zoo ik niet op mijnen tijd paste?"

"O, wil u mij wijs maken, dat u bang voor Papa is? Kom maar;" zij maakte een weinig voor hem plaats en hij kwam naast haar in het rijtuig zitten.

"Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat meneer Delphin