Pagina:Arbeiders.djvu/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
62

te zijn. De drie groote kronen en de lustres aan de wanden goten een zee van licht uit in de fraai gedecoreerde .zaal. Aan de eene zijde bevonden zich kleine kabinetten, waar een aangenaam half donker heerschte, en waar—zooals mevrouw Bennecken zeide, de beenen konden rusten en de harten spreken. Alfred danste met eene uitdrukking op het gelaat, welke voor hoogst comme il faut wordt gehouden, als een daglooner, die, om aan den kost te komen, hard moet werken.

Op dezelfde wijze danste zijn vriend Hiorth. Over het geheel hadden de heeren dat onverschillige voor alles in hun voorkomen, dat welopgevoeden jongelui past. Slechts eenige getrouwde heeren van middelbaren leeftijd, die met de jongste dames dansten, zagen er uit, alsof zij er werkelijk pleizier in vonden, in het zweet huns aanschijns rond te draaien.

Na elken dans verdwenen de heeren in de meer afgelegene vertrekken, die op de plaats uitkwamen, en daar deden zij zich aan punch en toddy te goed. Kwam men hun zeggen, dat een andere dans begon, dan werd de sigaar uit den mond genomen, en met een' ontevreden trek op het gezicht maakten zij zich gereed weg te gaan. Eerst namen zij echter nog gauw een glas punch of cognac, alsof zij eene reis in een' kouden winternacht moesten ondernemen; eindelijk sleepten zij zich met moeite naar de zaal, waar zij de dames op den geur van tabak en wijn onthaalden.

De eene dans volgde op den anderen, maar de rechte vroolijkheid kwam maar niet, zooals het gewoonlijk in de eerste uren gaat.

"Ja, ja, het zal wel beter worden," mompelde de gastheer bij zichzelf, "wanneer de heeren wat meer "onder stoom" zijn," en hij gaf aan de bedienden bevel, wat meer punch en cognac rond te dienen.

Alfred Bennecken zag er onrustig en geheimzinnig uit.