Pagina:Arbeiders.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
64

"Ja; waarom niet? Denk je misschien, dat het zonde is te dansen. Toen ik mijne belijdenis had afgelegd, zeide de dominé, dat het geoorloofd is te dansen, mits men zulks met een rein hart doe.... en dat hebt gij toch zeker, neef Hans, is het niet?"

"Ik wil niet meer met je spreken Caroline, want gij zijt een kind dezer wereld."

"Foei, Hans, hoe kunt je zoo praten," riep Caroline beleedigd uit, ik kan mij niet begrijpen dat Louise, die zoo allerliefst is, jou wil nemen.... voor alles in de wereld zou ik je niet voor mijn man willen hebben!"

"Ik wil trachten Louise uit dit huis der zonde te redden!"

"Hè.... je bent een akelige vent, adieu," zei de onverbeterlijke Caroline, en zij keerde naar het salon terug.

Eindelijk kwam de staatsraad Bennecken binnen.

Hij was een knap rijzig man; zijne bloeiende gelaatskleur trok altijd de aandacht; vooral omdat hij geenen baard droeg. Zoodra de gastheer hem zag binnen komen, ijlde hij hem tegemoet en boog als een knipmes. Had de heer Falck-Olsen, wanneer hij met den staatsraad onder vier oogen was, ook de gewoonte op heel familiaren toon met hem te spreken, zoo had deze toch, wanneer hij, zooals nu ook het geval was, in al zijne deftigheid, met de ordeteekenen op de borst en geheel het uiterlijk van den staatsman optrad, iets dat hem ontzag inboezemde. Buitendien was de staatsraad zijn voornaamste gast—het eigenlijk glanspunt van het feest, en stralend van geluk geleidde de kleine levendige koopman den voornamen heer door de salons.

Deze begroette de vrouw des huizes zeer hartelijk, sprak een weinig met al de oudere dames en was de vriendelijkheid zelf. Toen er eene pauze in de balzaal was, ging hij de dochters des huizes begroeten, en daarna trok hij zich terug in de bijzondere vertrekken van den gastheer,