Pagina:Architectura vol 005 no 008.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
20 Februari 1897.
51
ARCHITECTURA.


TECH­NI­SCHE VAK­VER­EE­NI­GING. af­dee­ling am­ster­dam.

 In de vergadering van woensdag 17 dezer, hield de heer l. a. sanders eene lezing over „cement-ijzerwerken in het algemeen” toegelicht door proeven en photographieën.
 Spreker begon met eene inleiding, waarin hij er op wees, dat het niet in zijne bedoeling lag een streng wetenschappelijke lezing te houden, doch dat hij trachtte een globaal overzicht van den tegenwoordigen stand van zaken op dit gebied te geven.
 Het doel zijner lezing was tweeledig:
 1o. Hij beoogde in zeker opzicht nuttig te zijn voor de leden der t. v. v.
 2o. Hij wenschte eenige wanbegrippen over de toepassing van cement-ijzerwerken benevens eenige misstanden op dit gebied in een helder daglicht te stellen.
 Overgaande tot het onderwerp der lezing gaf de heer s. eerst een uitgebreid overzicht van de geschiedenis dezer uitvinding en toonde hij aan dat, ondanks vele pogingen van anderen om den heer monier de eer van zijne uitvinding te betwisten, de laatste toch als de uitvinder, feitelijk als de vader der cement ijzerconstructie moet blijven beschouwd.
 Hij toonde aan, dat de heer monier reeds vóór men er in duitschland over droomde, groote werken uitvoerde, die in alle opzichten voldeden en tevens dat de heer monier in tegenstelling met de beweringen vau den Ingenieur des mollins en van den architect boileau reeds het denkbeeld in toepassing had gebracht om het ijzeren netwerk in cement-ijzerconstructies hoofdzakelijk te bezigen lot het opnemen van trekspanningen. Hij bewees dit door de toepassing van vlakke flink weerstand biedende wanden voor reservoirs te maken.
 Spreker noemde een aantal werken op, die allen van vóór 1886 dateerden en door de werkgevers als het ware om het hardst geprezen waren, zoodat eene bewering van andere zijde als zoude het stelsel in diskrediet gekomen zijn door niet wetenschappelijke toepassing als onwaar moeten worden beschouwd.
 Door vergelijking van de draagkracht van eenige cement-beton balkjes met die van cement-ijzeren balkjes ter vergadering meegenomen, toonde spreker duidelijk en tastbaar zelfs voor leeken op dit gebied hoe het aanbrengen van eenige staven ijzer in den kern de draagkracht van cement-beton balkjes kan verhoogen.
 Verder toonde hij aan dat niet alleen de proeven in duitschland genomen het systeem ingang deden vinden, doch dat daartoe vele omstandigheden gunstig moesten medewerken.
 Ook bracht hij in ’t midden dat het een ongerijmdheid mag genoemd worden, dat de heer hennebique een octrooi kreeg op zijn zoogenaamde uitvinding en bewees spreker dat „hennebiquevloeren” feitelijk „Moniervloeren” zijn en men moeielijk de eersten een anderen naam kan geven omdat daarin beugels worden gebruikt, die ten eenen male in die vloeren overbodig zijn of omdat men de samenstelling van de cement-beton daarin eenigszins wijzigde.
 Na de algemeens zoowel als de financieele bezwaren waarmede de fabrikanten van cement—ijzerwerken te kampen hebben, uitvoerig te hebben besproken, ging spreker over tot de beschrijving van door hem genomen proeven met balken, eivormige riolen, vloerplaten enz[.] en waren uitgewerkte staten van een zeer groot aantal belastingsproeven met „Monierplaten” ter vergadering aanwezig. Hieruit was duidelijk te zien hoeveel moeite en kosten zich sommige fabrikanten ten onzent getroosten, om boven alles zeker te zijn van de te maken ontwerpen en bewees de onderteekening van een proces-verbaal van de beproeving eener vloerplaat hoe men zich de resultaten dier proefnemingen weet ten nutte te maken.
 Hierna ging spreker over tot eene meer theoretische beschouwing en toonde hij aan dat in de eerste plaats tot nu toe geen rationeele grondslag in wetenschappelijken zin aan het stelsel gegeven is, niettegenstaande de Duitschers meenden die in 1886 reeds gedaan te hebben.
 In de tweede plaats ging hij er toe over eene uitlegging te geven van de zaken waarmede men heeft rekening te houden om langs theoretischen weg de sterkte van cement-ijzeren platen te bepalen en bleek hieruit dat op zijn minst aan een 16tal zaken moet gedacht worden.
 Hierna besprak de heer s. de van Duitsche, Fransche, Oostenrijksche en Nederlandsche zijde geopperde theorieën en wees hij achtereenvolgens op grove gebreken en de onbetrouwbaarheid van constructiën naar de theorieën vastgesteld.
 Hij kwam tot de conclusie, dat hij hoewel de theorie van een onzer landgenooten nog onvoldoende mag worden genoemd, de theorie toch in alle opzichten de meest doordachte is en men voortbouwende op die theorie eenmaal werkelijk voor de praktijk nuttige gegevens kan verstrekken. Hiertoe zullen echter nog vele proeven moeten worden genomen en zal men voorloopig het vaststellen van détails nog wel aan de fabrikanten moeten overlaten. Over het algemeen kan men uit de lezing van den heer s. de conclusie trekken dat het niet totaal overbodig maar zelfs beter zal zijn wanneer men zich in plaats van tot buitenlandsche firma’s te wenden zich bij Hollandsche firma’s vervoegt, die evenver in de praktijk en minstens evenver in de theorie zijn.
 Tenslotte behandelt spreker eenige vermakelijke staaltjes van verkeerde beoordeeling en vergelijkt hij b.v. cement-ijzeren vloeren zonder of met dito balken met vloeren van I balken cn trogwulfjes.
 Na ook de voordeelen van eerstgenoemde vloeren te hebben opgenoemd zegt hij nog, dat naar zijne meening en ook naar de meening van bevoegde autoriteiten op technisch gebied van dit systeem, niettegenstaande de talrijke bezwaren, die het worden in den weg gelegd, de toekomst schitterend mag worden genoemd.
 Een krachtig applaus van de aanwezigen bewees dat de lezing van den heer s. met aandacht was aangehoord, niet alleen door de leden maar mede door de vele aanwezige genoodigden, waaronder verschillende technici van naam.
 Een woord van dank en waardeering van den President bleef dan ook niet achterwege.

VERSLAGEN.

 Blijkens het verslag van de algemeene vergadering van den provincialen Groninger schildersbond, gehouden op dinsdag 26 januari, is in die vergadering aangenomen het voorstel van de afdeeling loppersum en omstreken, betreffende het zenden van een adres aan den minister van Binnenl. Zaken, inhoudende het verzoek, dat op de lagere scholen verplicht teekenonderwijs door onderwijzers met acte wordt ingevoerd.
 Aan de toelichting bij het voorstel gegeven, ontleenen wij het volgende:
 Daar de regeering door het stichten van ambachtsscholen behulpzaam wil zijn, om de gelegenheid te geven, ten einde zich te bekwamen, hebben wij gemeend met bovenstaand verzoek te durven komen; daar verreweg het grootste aantal plattelandbewoners, wegens te groote afstanden niet van die gelegenheid kunnen profiteeren, en het in de nabijheid daarvan in den kost gaan de financiëele draagkracht te boven gaat, zouden dezen, wanneer er verplicht teekenonderwijs op de lagere scholen gegeven werd, de eerste beginselen daar kunnen leeren om er later op voort te werken[.] Zoo dit voorstel te bezwaarlijk is voor den Bond, stelt de afd. voor, verzoekschriften te richten tot de gemeentebesturen, om aan bovenstaand voorstel te voldoen.
 Hierover ontstond een belangrijke discussie; dc afgevaardigde voor groningen hield er een krachtig pleidooi voor doch was van meening, dat het speciaal moest dienen op scholen voor voortgezet en herhalingsonderwijs. Als bewijs dat het onderwerp steeds meer belangstelling wekte, deelde de spreker mede dat onlangs in de Eerste Kamer de heer aberda van ekenstein over vak- en herhalingsonderwijs een rede heeft gehouden. De afdeeling loppersum bleef bij de meening, dat het op de lagere school moest worden onderwezen, te meer, daar de wet het teekenonderwijs als leervak voorsehrijft, doch de gemeentebesturen houden er de hand niet aan.
 Het voortgezet en herhalingsonderwijs door teekenen en onderricht der kleuren zou later veel kunnen bijdragen om de ambachtslieden te bekwamen. Het voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen, volgens den laatsten zin der toelichting.

BERICHTEN.

 — De circulaire van de Rotterdamsche vereeniging Vrije Kunst, hier de vorige week aangekondigd, werd ons deze week toegezonden. Daaruit blijkt, dat de taak, die deze vereeniging zich voorstelt te verrichten, zeer veelomvattend is, „in onderlinge kritiek, in eerlijk streven naar waarheid en oorspronkelijkheid zoekt ze de kracht, die noodig is om de belangstelling van het publiek in kunstenaars en hun arbeid aan te moedigen.” Daar en elders zullen voordrachtavonden en exposities worden georganiseerd, een serie „artistiek uitgevoerde boekwerken” zullen worden uitgegeven en daardoor zal worden getoond dat in Rotterdam, „dat buitenaf de niet eervolle reputatie heeft, dat alle kunst er noodzakelijk kwijnen moet” toch iets goeds tot stand kan komen.
 Wij veronderstellen, dat men buitenaf al zeer tevreden zal zijn als slechts een van deze voornemens in alle opzichten goed tot uitvoering komt en het niet al te spoedig zal blijken dat wanneer werkelijk de grond zoo ongeschikt is voor cultuur, betere toestanden niet maar even te maken zijn.
 Intusschen zij het streven onze volle sympathie betuigd met den raad niet al te veel wat vorm betreft door te gaan op de manier van het rondgezonden programma.

 — Door Kerkvoogden der Nederl. Herv. Gemeente te gouda is aan de architecten w. kromhout cz. en joseph cuijpers opgedragen het maken eener opmeting der Groote Kerk aldaar met een volledig plan voor de herstelling van dit bouwwerk, dat zooals bekend is door vernalatiging gedurende twee eeuwen in een zeer betreurenswaardigen toestand is geraakt.

 — In zake het aftreden van dr. bredius is door de Tweede Kamer toegestaan aan den heer de savornin lohman om eenige vragen te richten tot den minister van Binnenl. Zaken; de dag der interpellatie zal nader worden bepaald.

 jhr. mr. victor de stuers heeft, namens den heer j. b. westerwoudt te haarlem, ten geschenke aangeboden twee fraaie teekeningen door c. l. hansen, voorstellende de ruïne van het huis Teylingen, zooals die zich in 1792 vertoonde.
 Deze kunstwerken worden bestemd voor ’s Rijks Prentenkabinet te amsterdam. Aan den heer j. b. westerwoudt is de dank der Regeering betuigd.

(st.–ct.)
BOUWVAKBOND.

 — Dezer dagen is te enschede een vergadering gehouden van werklieden, in het bouwvak werkzaam, ter bespreking van een op te richten Twentschen Bouwvakbond.
 In deze vergadering werd gewezen op de schromelijke misstanden, die er onder de werklieden van de verschillende bouwvakken bestaan en op de geheele regelloosheid ten opzichte van loon en arbeidsduur, en daarom geadviseerd tot de oprichting eener vereeniging, die zich bezig houdt met de wanordelijke toestanden in het vak en streeft naar verbetering van den stoffelijken toestand van hen, die het beoefenen.