Pagina:Architectura vol 005 no 010.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
6 Maart 1897.
61
ARCHITECTURA.


Prof. cheyson, dat de fabrieks- en handwerknijverheid een slagveld is, waarop voortdurend talrijke offers vallen. De vele uitvindingen gaan gepaard met de toename der gevaren voor leven en gezondheid der arbeiders. De nijverheid is een slagveld, waarop, behalve talrijke ongedekte en zichtbare vijanden, nog veel meer verscholen, onzichtbare, onvatbare, ja ook onoverwinnelijke tegenstanders voorhanden zijn. De strijd daartegen vereischt een voortdurende onvermoeide waakzaamheid een welberekende, verstandige tactiek. Onder ongelukken of ongevallen verstond de heer v. thienen de plotselinge, lichamelijk letsel veroorzakende en voor den getroffene niet gewenschte inwerking van een buiten hem liggende daadzaak op een mensch. Spreker deed de vraag: Zijn nu dergelijke ongelukken talrijk? Het Reichs versicherungsamt geeft hiertoe de beste gegevens. In 1887 werd een zeer nauwkeurige statistiek opgemaakt, loopende over 3861 560 verzekerde personen. Verschillende cijfers werden hieromtrent door den spreker opgenoemd. Hiervan zijn de volgende de voornaamste: Bij het genoemde getal personen kwamen 106001 ongevallen voor, waarvan 15970 eene ongesteldheid hadden van langer dan 13 weken. Daarvan veroorzaakten 2956 den dood, 2827 totale ongeschiktheid, 8126 blijvende gedeeltelijke ongeschiktheid. In nederland werden in de jaren 1892-93-94 in het geheel 7415 ongelukken aangegeven, waarvan 1109 in de bouwbedrijven. Hiervan zijn 595 gevallen veroorzaakt door het vallen van steigers, ladders, loopplanken enz., 178 door vallende voorwerpen.
 Het grootste aantal was bij den scheepsbouw nl. 1838 gevallen, bij stoom- en andere werktuigen 1721. De meeste ongelukken onstonden door vallen, nl. in het geheel 1670.
 Wat de oorzaak betreft, hierover deelde spreker het volgende mede:
 A. Schuld v. d. ondernemer (gebrekkige inrichtingen, onvoldoende instructiën, ontbreken van beschermingen) 19.70 pCt.
 B. Schuld van de arbeiders (niet gebruiken van voorhanden zijnde bescherming. Handelen tegen voorschriften, lichtzinnigheid, onkunde 25.64 pCt.
 C. Deels schuld van den ondernemer, deels van den werkman 7.73 pCt.
 D. Andere oorzaken 46.87 pCt.
 Verschillende maatregelen kunnen hiertegen op de plaats van arbeid genomen worden, hetzij stoffelijke inrichtingen, toestellen of voorschriften, welke moeten worden opgevolgd. Hiervan werden eenige sprekende voorbeelden, door teekening verduidelijkt.
 Na de pauze bepaalde spreker zich meer alleen tot de ongelukken bij het Bouwvak en wel in het bijzonder bij het maken van steigers, waardoor altijd vele ongelukken te constateeren zijn. In „het museum van voorwerpen ter voorkoming van ongelukken en ziekten in fabrieken en werkplaatsen” te amsterdam, heeft men een steiger gemaakt, waaraan alles is toegepast, wat men noodig achtte voor eenen vertrouwbaren steiger. De heer v. thienen heeft hiervan eene schetsteekening vervaardigd, waardoor hij zijne toehoorders op duidelijke wijze kon laten zien, op welke manier een bordes, een ladder met leuningen, verschillende kruisen, borden langs de kanten, leuningen enz. zijn aangebracht. In plaats van touwen ter verbinding van de kortlingen met de juffers, toonde spreker eenige ijzeren kettingen en beugels welke men voor dit doel bezigen kan. Maar al deze voorzorgen zijn niet voldoende. Een nauwkeurig en voortdurend toezicht is noodig. De gewoonte maakt den werkman zoo zorgeloos, terwijl sommigen er trotsch op zijn om zich in gevaren te begeven. Overmatigen arbeid zoowel als nachtarbeid werkt altijd verkeerd, het ontzenuwt den mensch[.] Waar er echter altijd ongelukken zullen blijven voorkomen, hoe men ook oplet, zou spreker het noodig achten, dat steeds op een werk of in eene fabriek een verbandkist aanwezig was, om de eerste hulp te kunnen verleenen. Misschien zal het hier te lande ook moeten komen als in duitschland waar de beroepen in verschillende klassen van verzekering verdeeld worden. Hoe meer voorzorgen men genomen heeft, hoe minder men voor de verzekering moet betalen. En waar deze verzekering verplichtend is, werkt deze methode uitstekend. Spreker eindigde zijne belangwekkende rede met den wensch, dut allen die min of meer met de practijk in aanraking komen, zich opgewekt mochten gevoelen, om in de gegeven richting te werken, waarvan zeer zeker de grondslag vervat is in het spreukje: Doe aan een ander zooals ge wenscht, dat ook u gedaan zal worden, of zooals de Stichter van de Christelijke leer ons in Zijn leven toonde: Uw naaste lief te hebben als uzelf. Namens de geheele vergadering bracht de voorzitter den spreker zijnen dank voor de zoo boeiende en leerrijke rede. Hij beval verder de vereeniging bij den Heer v. thienen ten zeerste aan. Na eenige bespreking over een en ander, sloot de voorzitter de vergadering met een woord van dank aan de gasten voor hun bezoek en aan de leden voor hunne opkomst.


VER­EE­NI­GING VOOR BOUW­KUNST EN AAN­VER­WAN­TE AM­BACH­TEN TE ALK­MAAR. verg. gehouden
den 25 febr. ’97.

 In qualiteit van nieuw verkozen voorzitter opende de hr. h. j. de groot de vergadering, verklarende dat de aanname dier functie uitsluitend het gevolg was van het aandringen van den hr. looman, zijn voorganger, die in ’t belang der vereeniging den hamer neerlegde en het secretariaat aanvaardde.
 Verder gaf hij als zijne overtuiging te kennen, dat bij de geringe medewerking der leden, zelfs een flink bestuur in die mate ontmoedigd zou worden, dat eene spoedige ontbinding der vereeniging te voorzien was.
 Hierna werden de notulen der vorige verg. gelezen en goedgekeurd.
 Vervolgens werden de heeren h. j. de groot en d. lykeles oubles aangewezen om de vereeniging te vertegenwoordigen in de op 20 febr. te houden verg. ter bespreking der kroningsfeesten.
 In verband met de verkiezing van 2 leden in de commissie voor verzekering tegen invaliditeit en ongelukken werd besloten het bestuur op te dragen daarin zoo noodig te voorzien, wanneer blijkt, dat het niet aannemen van regeerings-voorstellen in dien zin zulks noodig maakt.
 Daarna werd het woord gegeven aan den hr. g. looman tot het houden zijner aangekondigde voordracht over „het woningvraagstuk,” dat hij in hoofdzaak van hygiënisch standpunt beschouwde. Nadat hij een kort overzicht gegeven had van de woning bij de oudste volkeren, besprak hij de woning v/d tegenwoordigen tijd en in ’t bijzonder die van den werkman.
 De bestaande ongewenschte toestanden zouden volgens hem, slechts verbeterd kunnen worden door een handelend optreden van rijkswege.
 De gemeentebesturen, die bij gebrek aan voldoende voorlichting of uit onwil, de zaak laten zooals ze is, d. w z. slecht, zullen door de publieke opinie gedwongen, aan het werk moeten gaan, eerst dan wanneer er eene grondwet voor de woning is vastgesteld. Spr. haalde een 20 tal bepalingen aan die in iedere bouwverordening behooren voor te komen en kwam tot de conclusie dat we aan den vooravond van betere toestanden staan, in aanmerking nemende hetgeen thans reeds van overheidswege door vereenigingen en partuculieren, wordt gedaan.
 Hierna onstond een geanimeerde discussie tusschen de heeren matthijsen, cock, geenhuijzen, stoel en de groot, die in hoofdzaak met den hr. looman instemden. Bij monde v/d voorzitter bracht de verg. haren dank voor de exacte uiteenzetting van het door hem behandelde onderwerp.
 De kunstbeschouwing bestond uit de uitgave van het rijksmuseum, die door den heer h. j. de groot welwillend was afgestaan. Deze gaf eenige toelichting en tevens als zijne meening te kennen, dat de beschouwing van de afbeeldingen van het grootsche bouwwerk bewondering afdwingt voor het talent van den grooten bouwmeester.
 Na eenige mededeelingen over de prijsvragen en een schrijven der timmerlieden vereeniging, waarbij om hulp wordt gevraagd bij het oprichten van een arbeidsraad, sloot de voorzitter de vergadering.


VEREENIGING TOT BEVORDERING DER BOUWKUNST, AFD. ARNHEM. vergadering van
3 maart 1897.

 Na lezing en goedkeuring der notulen wordt door den secretaris medegedeeld dat het concept-gewijzigd reglement der afdeeling door het hoofdbestuur der Mij. is goedgekeurd en teruggezonden, ’t geen voor kennisgeving wordt aangenomen.
 De voorzitter, het woord nemende, brengt ter sprake de door het hoofdbestuur te amsterdam in verbinding met verschillende zustervereenigingen uitgeschreven prijsvraag van een stadsgedeelte, ter gelegenheid van de a. s. kroningsfeesten. Hierover is in de jongste vergadering van de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer met een enkel woord gesproken en meent de voorzitter, dat thans de tijd gekomen is ook voor arnhem om met betrekking tot event. versieringen iets te doen. Spreker wenschte, dat de afd. arnhem der Mij. van Bouwkunst, in deze het initiatief nam.
 Na eenige besprekingen wordt besloten aan de besturen van versch. vereenigingen, als: Artitus Sacrum, de vereeniging van vreemdelingenverkeer en and. eene uitnoodiging te zenden tot ’t houden eener vergadering om deze zaak te bespreken en zoo mogelijk tot een besluit te komen.
 Aan de orde is nu de beantwoording van de door het hoofdbestuur gestelde vraag omtrent het cementijzerwerk „Systeem-Monier.”
 De heer j. g. van den berg, de beantwoording inleidende, begint met eenige geschiedkundige bijzonderheden mede te deelen, waaruit blijkt dat de heer monier, bloemist te parijs, niet voldaan zijnde met de houten en ijzeren potten voor zijne planten, na lang zoeken op het idee kwam een meer blijvend materiaal samen te stellen en wel door de verbinding van cement en