Pagina:Architectura vol 005 no 020.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
architectura.
2
 

De dag van 16 Mei 1897 heeft voor de Nederlandsche bouwkunst eene beteekenis gekregen welke door dit nummer eenigermate nader wordt aangeduid.
 De Bouwmeester, wiens naam en korte levensloop, hiervoor geschreven staan, bereikt heden den ouderdom van zeventig jaar, terwijl hij met jeugdige kracht zich nog beweegt in een uitgebreiden werkkring.
 Een talrijke schare verzamelt zich in ’s Rijks-Museum, — dat monument van ’t zoeken — strijden — willen — kunnen en streven der tweede helft onzer eeuw, — om te komen getuigen dat zij in Cuypers de persoon ziet die meer dan een in ons Vaderland, en zooals zeker weinigen daarbuiten, door een helderen blik geleid, begaafd met fijner organen dan de kunstenaarsomgeving, waaruit hij te voorschijn trad, den weg hoogerop heeft gewezen, en is begonnen dien rijken nieuwen akker te bewerken.
 Het zijn de gezonde beginselen, meer door werken uiteengezet dan door woorden medegedeeld, die den jongeren overtuigd hebben — terwijl onder de ouderen zoo weinigen verder blikten dan de stoffelijke verschijning.
 Cuypers bleef met onbreekbaar vertrouwen in zijn beginselen, strevende naar het

GOEDE SCHOONE WARE,

voort arbeiden, met de toewijding die overeenstemt met zijn devis.

CREDO AMO. SPERO,

 Ik geloof, ik hoop, de liefde die beiden verbindt doet mij leven.

 Het is onnoodig in »Architectura« in nadere bizonderheden te treden, omtrent de persoonlijkheid van den man, thans het middenpunt van eene algemeene hulde.
 De zeven tientallen van jaren zijn in dit nummer herdacht door zeven afbeeldingen van ’sMeesters werken; en de volmaaktheid van het achttal wordt verkregen door eene reproductie van de middeleeuwsche muurschildering waarvan Cuypers zelve hier onder spreekt. Daarmede wordt tevens voldaan aan de leer, die in de zaal zijner woning is geschreven:

Studeert op het oude
Opdat gij ’t onthoude
En kraghten meught winnen
Om ’t nieuwe te ontginnen.

 Ziedaar tevens zijn opvatting der kunstgeschiedenis.
 Het spreekt van zelf dat de man — die eene uitgebreidde praktijk bestierde en op de onderdeelen van alle werken zijn persoonlijken stempel drukte, die geen enkel ambacht aan het lot overliet, maar dat alles tot een geheel wilde samenvoegen, — geleid moest worden door vaste beginselen, uitgewerkt in bepaalde systemen.
 De vier eerste platen bij dit nummer zijn afdrukken naar eigenhandige teekeningen van den Meester. Die teekeningen op zeer dun papier in eens, met bijna geen veranderingen neergezet, bewijzen dat goed kunnen een gevolg is van goed weten.
 Bij het ontwerp voor de dorkskerk te Neerbosch blijkt, dat, gegeven het aantal gevraagde plaatsen, de breedte en lengte van ’t middenschip is vastgesteld. Op geometralen grondslag is de zijbeuk daarbij opgezet, onmiddelijk wordt nu op eene enkele travé in plan, de dwarsdoorsnede opgehaald, een vak der lengtedoorsnede volgt dan onmiddelijk, met een enkelen oogopslag vormt men zich een beeld van den geheelen bouw.
 Zulk een schets wordt nooit terzijde gelegd voordat op schaal van 1 op 20 het stelsel — van vensters, in verband met de muurzwaarten, van pijlers in verband met bogen en gewelven — is uitgewerkt. Met zulk een concept tot leiddraad, kan de teekenaar het geheele plan verder uitvoeren.
 Wanneer onderdeelen, welke een rijker behandeling eischen, moeten worden gedetailleerd, komt hetzelfde driehoekstelsel dat aan den bouw tot grondslag werd gegeven, zooals we op eene andere plaat zien, ook de verhoudingen vaststellen van de nissen, geveltoppen en pyramiden der steunbeer-bekroningen van de onderdeelen van den topgevel. Dit is een der meer ingewikkelde studies, die geleid hebben tot de rustige en monumentale eindoplossing van den middengevel aan ’t Rijks Museum.
 Geldt het ontwerpen van meubels, huisraad of andere kleinere gebruiksvoorwerpen dan wordt steeds met enkele eenvoudige lijnen, aan de hand van de Geometrie de hoofdvorm geteekend; daarneven de samenstelling van de hoofdonderdeelen, zooals die door ’t gebruik van ’t voorwerp in de middelen der samenstelling worden aangegeven en beperkt. Nu kan trapsgewijze de verdere ontwikkeling der ornamentale vormen hieruit groeien.
 Een studie voor de beschildering der marquise aan de Zuidzijde der vleugels van ’t Centraal Station is in zwart afgedrukt op een andere plaat.
 Bij het optreden van Cuypers heerschte het pleister en de witkwast almachtig over wanden en zolderingen, over verschillende materialen, zonder onderscheiding van hun aard.