bewijzen, dat het mogelijk is de krachten der leerlingen zoodanig te leiden en te ontwikkelen, dat zij spoedig met het daardoor verkregen inzicht in staat zijn tot zelfstandig oordeelen, zonder daardoor dat oordeel geheel te doen afhangen van willekeurigen smaak. Ook hierin kan echter het doel worden voorbijgestreefd en waar in een gedeelte van het werk gezien wordt dorre nuchterheid, in een ander gedeelte veel herhaalde overlading en over het geheel te veel gelijkvormig werken op eenzelfde thema, wordt ten eerste bewezen dat nog ontbreekt een voor de verschillende leerlingen gezet doel, dat vanzelf zou worden verkregen wanneer meer eenheid in het beginsel van onderwijs aanwezig was, zoodat de wijze waarop dit gegeven wordt niet meer geheel afhangt van het persoonlijk inzicht van den leeraar; daarbij zouden dan de verschillende vakken reeds in het begin, de verscheidenheid van werk in het leven roepen. Ten tweede dat nog te veel een overwegende invloed van den leeraar aanwezig is. Indien verkregen kan worden dat het goede in deze klas met het architectonische verband, de bezielende kracht van het onderwijs aan deze school kon worden, zou eerst in werkelijk een kunst- nijverheids-teekenschool bestaan.
ZEVENDE INTERNATIONALE KUNST-TENTOONSTELLING |
te münchen. |
Wanneer berichten uit den vreemde ons bereiken omtrent het vak, waaraan we ons hebben gewijd, dan zijn ’t veel minder de feiten, kortweg opgesomd, waardoor onze kunst zich aldaar uit, de grootte, het aantal en den naam van ’t geen men den stijl wil noemen van de uitgevoerde bouwwerken die ons dan aantrekken. Veeleer willen wij een blik werpen in het wezen van het leven onzer kunst met betrekking tot een uitgebreider horizon. Wij zullen zoeken de oplossing te vinden van de krachten die daar inspireerend, leerend en voortstuwend optreden. Vrij van vele persoonlijke en andere accidenteele omstandigheden waaraan wij in eigen kring meer gebonden zijn, kunnen we ons oordeel over de kunstbeweging op een internationaal terrein meer onafhankelijk vormen. Dan resumeerende de beginselen, de middelen en de resultaten kunnen we ons voordeel doen.
Hoeveel zorg men ook besteedde aan het bijeenbrengen eener verzameling voor een kunsttentoonstelling, zoo is de knus zéér gering dat hierdoor werkelijk een algemeen beeld van het kunstleven gegeven wordt, op dat oogenblik. Alleen door eene zeer nauwgezette vergelijking met vele daaraan voorafgaande verzamelingen kunnen we besluiten tot hetgeen we willen aanzien als den stand van zaken in een tak der kunsten.
münchen heeft steeds gewedijverd met alle steden van den eersten rang, wat betreft het aantal der kunst-instellingen vooral ten behoeve der Beeldende kunsten opgericht. Het vorstenhuis wittelsbach bleef getrouw aan zijne overleveringen van vorige eeuwen in andere landen en bevorderde op geheel buitengewone wijze de beoefening der schoone kunsten.
Te münchen was ’t groote slagveld voor de zoogenaamde classieke en Romantische school in de eerste helft dezer eeuw, — daar wilde men een modern Athene stichten, niet alleen naar den geest, den goeden smaak, het juiste oordeel, — maar ook alle onderdeelen der vormen waarin het leven van attica zich tijdens pericles had geuit, moest op de Beiersche hoogvlakte worden gereproduceerd; daarneven bemoeiden anderen zich om op te bouwen, wat ze meenden moderne Germaansche kunst te zijn, een stelsel van vormen wat het uiterlijk aangaat slecht gecopieerd van de meesterwerken der Xe tot de XIIe eeuw, en gehangen op het geraamte van het kwijnend academisme. De leering van de meesters der Renaissance, door drie eeuwen heen steeds verzwakt, had slechts een flauwen nagalm gelaten voor de grondslagen van de bouwkunst die men nu modern wilde doen herleven.
Sedert die jaren, waarin de strijd tusschen de twee scholen classieke en romantische werd aangebonden, een strijd die in {{sc|frankrijk|| en engeland weer onder gansch andere omstandigheden werd gestreden, zag münchen nog heel wat andere stelsels op ’t tapijt gebracht.
Zonder twijfel heeft in de eerste helft dezer eeuw de classieke richting haar idealen veel meer verwezenlijkt, is zij het hoogst mogelijke punt meer nabijgekomen, dan de Münchener romantische school dat heeft kunnen doen. En afgezien van de meerdere of mindere begaafdheid der toongevende kunstenaars, kon dat resultaat ook geen ander wezen, want al had de classieke school beginselen die zoo beperkt waren, zij bezat ten minste een stelsel dat eens in vervlogen eeuwen een geheel had gevormd, maar dat romantisme leefde geheel van uiterlijken schijn; in de beginselen der kunst die men wilde voortzetten, waren de mannen van den rondbogen stijl, teerling kapiteelen en eindelooze boogfriesjes langs de kroonlijsten, volstrekt niet doorgedrongen.
Toch heeft een groot deel van europa gedurende verscheidene tientallen van jaren naar münchen den blik gericht gehouden om de leer voor de beeldende kunsten van daar te vernemen.
Voordat we den toestand van ’t oogenblik kunnen opnemen, werpen we nog een blik op ’t streven van de tweede helft dezer eeuw.
De studio aflevering van 15 juli ll. bevat een artikel van gleeson white over „eenige teekenaars uit glasgow” (1ste gedeelte). Het handelt over twee der voornaamste Glasgowsche kunstenaars frances macdonald en charles mackintosch. De schrijver verhaalt, dat een Fransch criticus de nieuwere elementen in het teekenen, zichtbaar op de laatste kunst- en nijverheidstentoonstelling, toeschrijft aan de Egyptische galerij in het Britsch Museum. Hij voegt er bij dat als deze Franschman het werk der Glasgowees gezien had hij in zijn gevoelen zou versterkt zijn. De Glasgowsche artiesten zelf zijn met deze wijze van beschouwen van hun werk weinig ingenomen en hoogstwaarschijnlijk zijn zij in hun goed recht want van letterlijk copiëeren of vormen napraten is in hun werk weinig te bespeuren. Wel blijkt er uit een ernstig streven om het materiaal te gebruiken op eene wijze die het best geschikt is om de schoonheid ervan te verhoogen, terwijl de vormen steeds beantwoorden aan de eischen door het materiaal