Naar inhoud springen

Pagina:Architectura vol 005 no 033.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
154
14 Augustus 1897.
ARCHITECTURA.



„Weinig omstandigheden kenmerken zoo zeer de wijze van uitoefening der architectuur in de laatste vijf-en-twintig jaar als het verval der eens respectabele klasse, waarvan ik meen een niet onbeduidend lid te zijn geweest — een verval zoo voortdurend dat het naar ik vrees op totalen ondergang moet uitloopen. Een bejaarden „geest” wiens lange eervolle en nuttige loopbaan is gesloten, is het te vergeven, zoo hij in zijn verdiende rust, in gedachte nog eens terugkeert tot het voorspoedige gilde, waarvan hij eens deel uitmaakte.
In zijn dagen van voorspoed was hij een macht in het land, en hij gevoelde dat hij dit was. Er lag in de geringschatting, waarvan hij in het openbaar, bij de vereering, waarvan hij in kleinen kring het voorwerp was, iets geheimzinnings dat zijne ijdelheid streelde. Hij genoot daarbij al het prikkelende van den toestand, waarin zich een samenzweerder bevindt, zonder eenig gevaar te loopen. Zijne belooning hing misschien af van zijn succes, maar stond in elk geval boven den normalen standaard, en voor verliezen werd hij altijd schadeloos gesteld. Zijne patroons ontzagen hem, waren beleefd — dikwijls vrijgevig — ten deele misschien, omdat het bekend worden zijner identiteit hen zeer ongelegen zou zijn gekomen.
Onder het uitgezocht gezelschap der broederen genoot hij den prikkel en de belooning van den roem. Het bestaan van den „geest,” en het gemak, waarmede op zijn bekwaamheden beslag kon worden gelegd, begunstigde het opkomen van een soort van architecten, die alles bezaten wat noodig is om in het vak vooruit te komen, behalve .... kennis van architectuur. Wel opgevoed, glad, met goede connecties en in het bezit van „middelen,” hadden zij den juisten blik om werk op te sporen, waaraan wat te verdienen was, en de behendigheid om besturen en eigenaars tot hun project te bekeeren. Zij gaven zich de moeite na te gaan, aan welke eischen moest worden voldaan, en wat het meest in den smaak van hun lastgevers zou vallen. Waren deze voorafgaande werkzaamheden gedaan, dan kwam verder het werk voor rekening van den „geest.”
Hij was het, die in bedompte kamers gedurende lange dagen en nachten de meest vage ideeën had uit te werken. Onder zijn vlugge en bedreven hand kreeg het vormlooze ding een gedaante. Alle stijlen waren hem gelijk, en als teekenaar was hij natuurlijk facile princeps. Als kunstenaar stelde hij werkelijk belang in zijn teekening, welke hij met een soort vaderlijken trots beschouwde, en de perspectieven, waarvan ten slotte de zegepraal toch maar hoofdzakelijk afhing, schitterden met alle hulpmiddelen, welke zijn kleurendoos hem aan de hand deed. Zelden of nooit kreeg men buitenaf eenig vermoeden van het bestaan van den geest. Losse geruchten konden tegengesproken of door uitlegging onschadelijk gemaakt worden. Bovendien, ook de „geest” voelde zich in zijn rol en speelde haar. En in elk geval waren toch bestek en begrooting door den patroon zelf geschreven!
Hoeveel kathedralen, huizen, scholen, strekken het land tot sieraad, welke hun aanzijn te danken hebben aan vaders van deze klasse. Maar de eerste deugd van een „geest” die zichzelf en zijn beroep respecteerde, was dan ook stilzwijgendheid. Zoo loyaal en bescheiden heeft dit eerbiedwaardige gilde zich getoond, dat van vele gebouwen van erkende groote verdiensten bekend is, dat zij het werk zijn van „geesten,” maar toch, niemand heeft ooit kunnen ontdekken van welken „geest.”
De „geest” was zoo doordrongen van de verantwoordelijkheid van zijn eenige positie, dat er dingen waren, welke hij zelfs voor zijn broederen in het geestenrijk verborgen hield; hij nam zijn geheim mede in het graf.
Maar alles is veranderd, en ik eenzaam en uit den tijd geraakt lid van dit eens zoo bloeiend corps, dwaal onverzeld rond. Maar slimmer is de verandering voor onzen patroon. Men verwacht nu van hem, dat hij werkelijk is wat hij heet te zijn. Wijsneuze vereenigingen met lange namen hebben hem onder handen genomen en leeren hem nu zijn vak. Hij brengt nu zijn leerjaren niet meer door met het heimelijk verslinden van romans, afgewisseld door een paar uren voor zijn lunch, en men ziet hem niet meer elken dag der week in hyde-park of op andere plaatsen van uitspanning van de beau-monde. Het leven is hem ernst geworden. Hij kleedt zich als ieder ander en geeft zich werkelijk moeite om zich voor de uitoefening van zijn beroep te bekwamen ........
Als cook’s toerist of op zijn fiets doorreist hij europa en brengt schetsen mee naar huis, welke hem dertig jaar geleden den roep zouden bezorgd hebben een genie te zijn .... Welk een model „geest” zou hij kunnen worden! Maar door zijn onbezonnen ijver blijft er geen plaats meer over voor dezen uit den tijd geraakten kunstenaar. Helaas, arme geest! ...
Het armzalig overschot, dat nog is overgebleven, is niet talrijk genoeg om een club te vormen, waar wij elkaar konden ontmoeten, en – met gepaste reserve – de groote daden van onzen besten tijd herdenken. Op eene andere wijze zijn hart uit te storten is natuurlijk voor ons geheel afgesloten. Ieder onzer zou een tot nog toe gesloten boek kunnen openen, maar dit mag niet zijn, want geen „geest” zou zich zoover vergeten van zijn eerbiedwaardig, maar helaas! bijna verdwenen gilde te onteeren. Om dezelfde reden moet ook deze klacht ongeteekend blijven, want het zal allen lezers duidelijk zijn, dat het tot het wezen van een echten „geest” behoort te zijn:

anonimus.”

De schrijver van dit aardig stukje kan, van engeland sprekende, zich van den verleden tijd bedienen. Mochten wij in ons lieve vaderland ook zoo gelukkig zijn!


TECH­NI­SCHE VAK­VER­EENI­GING. af­dee­ling rot­ter­dam.

Ingevolge besluit der vorige Ledenvergadering was de Augustusvergadering der Afd. vastgesteld op 3 Aug. als zijnde de verjaardag van de oprichting der Afd. Het plan om dezen 2den verjaardag feestelijk te vieren was niet doorgegaan wegens gebrek aan voldoende deelneming.
Na de voorlezing en goedkeuring der notulen richt de President een toespraak tot dc vergaderde leden met het oog op het feit aan den datum van heden verbonden. Hij schetst in losse trekken het ontstaan en de ontwikkeling der Afd., releveert enkele merkwaardige gebeurtenissen en eindigt met een heilwensch voor den bloei der vereeniging en een opwekking aan de leden om daartoe mede te werken; meer in het bizonder voor de a.s. wintervergaderingen noodigt hij gegadigden uit om zich op te geven tot het houden van een voordracht.
De heer j. c. fels doet de belofte zich beschikbaar te stellen, op hoop dat zijn voorbeeld navolging zal vinden.
Van de heeren wenk & birkhof, boekhandelaars, noordblaak 95 te rotterdam is ingekomen een aanbieding om 10 % korting toe te staan aan de leden der T. V. voor alle bij hen verkrijgbare artikelen. Dit aanbod wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Bij de rondvraag aan de leden komt ter sprake een merkwaardigheid gezien op de Dordtsche tentoonstelling. Er wordt voorgesteld om gezamenlijk eens te gaan kijken. De heer f. g. bernoski wil daartoe een stoomboot ter beschikking stellen. Dit plan vindt zeer veel bijval en men neemt het voorstel van den heer b. aan.
Tot een goede regeling der zaak worden de heeren f. g. bernoski, a. c. prins en j. c. fels benoemd tot het vormen van een feestcommissie, met bepaling dat de door de comm. te maken onkosten voor porto’s enz. ten laste van de kas der Afd. komen.
De pres. brengt in herinnering dat als iemand een voorstel op de a.s. Algemeene Vergadering wil behandeld zien, het tijd wordt om dit op te geven aan het Bestuur der Afd.
Hierna werd de vergadering gesloten. Velen bleven nog geruimen tijd na in gezellig samenzijn.

dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen.
Opz. Teeken., leeft. 23 jaren, verlangd salaris f 60 p. maand
23 80 à 90
Opz. of Uitv. 43 60 à 70