Pagina:Arnhemsche Courant vol 056 no 4896.pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van het vraagstuk heeft beproefd, een’ glimlach niet bedwingen kan of medelijdend de schouders ophaalt. Julien Turgan, die een werk over Aëronautiek heeft geschreven, zegt dan ook in zijne inleiding, dat »er werkelijk eene soort van moed, ja van vermetelheid toe behoort, om in ernst over luchtscheepvaart te spreken. Bij een groot getal personen verliest men daardoor allen schijn van wetenschappelijkheid, men loopt gevaar in het vervolg nog slechts met schouderophalen beschouwd, met een sarcastischen lach begroet of met boosaardige woordspelingen toesgesproken te worden”[.] Ofschoon het nu wel zóó erg niet is, als Turgan het hier voorstelt, is het toch ontegenzeggelijk waar, dat men het onmogelijke der luchtscheepvaart, althans bij den tegenwoordigen stand der wetenschap wat al te boud op den voorgrond stelt en ondertusschen dikwijls aan nog veel onwaarschijnlijker »uitvindingen” geloof schenkt. Ik meen, dat dit voor het minst onvoorzigtig is; de geschiedenis der uitvindingen moet ons leeren, ons voor het apodictisch onmogelijk verklaren te hoeden. De oorzaak van dit scepticisme, dat overigens zeker voor de zaak niet bevorderlijk is, schijnt te moeten gezocht worden in de vele onbekookte voorstellen, die elkander zijn opgevolgd, verbonden met het tot heden telkens weder mislukken van pogingen, waarop men eenige hoop van slagen had gebouwd.
 Men heeft in den laatsten tijd, en naar het mij voorkomt teregt, ingezien, dat men ook hier, even als bij zoovele andere dingen, de handen moet ineenslaan en de »Société d’aviation” te Parijs, maar vooral ook de »Aëronautical Society of Great-Britain” zijn daar om te bewijzen, dat althans nog niet algemeen aan de luchtscheepvaart wordt gewanhoopt,
 In de Société d’aviation is een beginsel voorop gesteld, dat ofschoon misschien niet volkomen juist, echter zeer de opmerking verdient, het »plus lourd que l’air”. Om de lucht te kunnen beheerschen, moet men niet door eenen toestel (ballon) die ligter is dan de omgevende middenstof, daarin opstijgen, maar om tegen de lucht en hare stroomingen met vrucht te kunnen strijden, en in dien strijd te overwinnen, moet men zwaarder zijn dan de lucht. Onder de voorstanders van het systeem »plus lourd que l’air” behoort men vooral aan Nadar te denken, die ook hier te lande voor eenige jaren zooveel van zich deed spreken, bij gelegenheid zijner luchtreis met de Géant, van Amsterdam naar ..... de Haarlemmermeer.
 Nadar, eigenlijk Felix Tournachon, is een beroemd photograaf, die, na eenige malen met Louis Godard, een der drie bekende broeders-luchtreizigers, opgestegen te zijn, het denkbeeld opvatte om de photographie met do aëronautiek te verbinden en vele, doch niet goed geslaagde pogingen aanwendde, om photogrammen à vol d’oiseau, te vervaardigen. Bij deze luchtreizen kwam ook bij Nadar het denkbeeld op, dat reeds zoovele hoofden had vervuld, of het niet mogelijk was eenen toestel te vervaardigen, waarmede men niet slechts in het luchtruim kon opstijgen, doch dat tevens niet, zooals een ballon, een speelbal van wind en luchtstroomen zou zijn, maar zich in alle willekeurige rigtingen zou laten besturen, eenen toestel in een woord, waarmede men werkelijk vooraf bepaalde reizen zou kunnen ondernemen. Bij elke nieuwe luchtreis werd hij meer overtuigd van de onmogelijkheid om dit doel door middel van eenen ballon te bereiken en zag hij duidelijker in dat men, om met goed gevolg de luchtstroomen te bestrijden, zwaarder dan de lucht in plaats van ligter moest wezen, op dezelfde wijze als een steen tegen de rigting van den wind in geworpen toch gedurende eenigen tijd in hare beweging volhardt en het daarentegen niet gelukken zal, om ook met de grootste krachtsinspanning eene blaas met lucht gevuld tegen den wind in te werpen.
 Door de ijverige bemoeijingen van Nadar, door zijne welsprekende redevoeringen en geestige brochures bragt hij het zoover, dat zich eene vereeniging vormde om de pogingen tot het uitvinden van het geheim der luchtscheepvaart aangewend, zooveel mogelijk aan te wakkeren en te ondersteunen. Nadar c. s. had voornamelijk zijne hoop gevestigd op de schroef en werkelijk is het volkomen waar, dat dit werktuig voldoende is, om ons in de lucht omhoog en voorwaarts te schroeven, wanneer zij maar groote afmetingen heeft en men bovendien eene machine weet uit te denken, die vooreerst kracht genoeg ontwikkelt om »la sainte hélice” (sic! Nadar) met groote snelheid te doen omwentelen en dan tevens ligt genoeg is, om de stijgkracht van het geheel niet beneden nul te doen dalen. Eene eerste voorwaarde om iets te kunnen beginnen was nu echter geld en Nadar heeft op eene zeer eigenaardige wijze in die behoefte trachten te voorzien; de ballons moesten gedood worden om voor de schroef plaats te maken; welnu, Nadar handelde op homoeopathische wijze en vervaardigde eenen reusachtigen ballon om dien broedermoord te verrigten. Tot heden echter schijnt het geluk hem nog niet bijzonder gunstig te zijn geweest en men hoort weinig van de Société d’aviation.
 IJveriger en vruchtbaarder betoont zich de Aeronautical Society, die in het vorige jaar eene tentoonstelling heeft gehouden van alle voorwerpen die kunnen geacht worden tot de luchtscheepvaart te behooren of daaraan dienstbaar kunnen gemaakt worden. Op die tentoonstelling was vooral merkwaardig eene stoommachine van ééne paardekracht, die nog geen 6 kilogrammen woog! Van de grootere tentoonstelling, die in dit jaar moet gehouden zijn, is mij nog niets bijzonders bekend geworden.
 Onder de pogingen van den laatsten tijd om het vraagstuk op te lossen, noem ik het werkje van Dr. Paskal Cordenons, zich noemende Prof. der Mathematik am Königl. Lyceum zu Lucera (Italien) en dat niet meer of minder bevat dan »Das Problem der Luftschiffart gelost” !!! .... Voor het geval, dat ge u met die heldere en klare oplossing wilt bekend maken, meld ik u nog, dat het doorwrochte werk van den professor te Verona bij H. F. Münster is uitgekomen en slechts 35 cents kost. Eene konstprint met 8 welgeslaagde figuren strekken ter opheldering van de inrigting der Aèronave. Het schijnt werkelijk, dat het den schrijver ernst is, hoe onbegrijpelijk dit bij de lezing moge voorkomen.
 Meer aandacht verdient »Die Lösung des aëronautischen Problems von Joseph Livtschak”, waarin opmerkingen voorkomen, die zeer behartigenswaard zijn, ofschoon ook zijne redenering hier en daar mank gaat en men ook hier weder de gewenschte strengheid mist. Wat hiervan zij, dit is zeker, dat het werk van Livtschak in hooge mate het kenmerk der originaliteit draagt en zijn denkbeeld om niet het gewigt van den geheelen toestel, maar bepaaldelijk dat der vleugels door eenen ballon op te heffen, behartiging verdient.
 Terwijl dus Nadar en de zijnen het plus lourd que l’air huldigen, en den ballon geheel willen uitsluiten, terwijl Cordenons meent een Aèronave vervaardigd te hebben, wanneer hij iets maakt, dat in de verte wel iets op eenen vogel gelijkt, en Livtschak den ballon wil behouden, doch alleen om het gewigt zijner vleugelen te dragen, heeft Henry Giffard beproefd, om met behoud van den ballon als middel om op te stijgen, zijnen toestel eene willekeurige rigting te geven, met behulp eener stoommachine, die in het »schuitje” van den ballon was geplaatst, en windvleugels in beweging hragt, die als roer moesten fungeren. De proef door hem den 25sten September 1852 genomen, is volgens Figuier niet zonder succes geweest.
 Welk der systemen ten slotte blijken zal aan het gewenschte doel te beantwoorden is twijfelachtig, doch uit alle pogingen, die tot nu toe gedaan zijn, schijnt te blijken, dat het vraagstuk niet onoplosbaar is.
 Wat de gevolgen zouden zijn voor de geheele maatschappij, wanneer het probleem der luchtscheepvaart eemaal werd opgelost, is moeijelijk in alle uitgestrektheid te overzien. Een vlugtig nadenken over de consequentien toont echter, dat de invloed, die het op het maatschappelijk en internationaal verkeer zou hebben allerbelangrijkst zou zijn, ja, op den duur zelfs grooter dan ooit door spoorwegen en telegraphen is uitgeoefend.

t. t. 
Sibru. 


Binnenland.



ARNHEM, 9 December.


 Het groningsche adres, om vermindering van uitgaven voor defensie aan den Koning te vragen, is reeds door duizend personen onderteekend. Ook in andere gemeenten in die provincie worden soortgelijke adressen ontworpen.
 De Kamper Courant voert als verzachtende omstandigheid voor het adres der Provinciale Staten van Groningen aan, dat die provincie in een exceptioneel geval verkeert. Zij zou, bij een aanval van duitsche zijde, zonder slag of stoot kunnen veroverd worden, daar zij vóór de linien van defensie ligt.
 Die verzachtende omstandigheid doet naar onze meening niet veel af. Groningen is een nederlandsch gewest, en een land gaat niet verloren door de inneming van een strook gronds of enkele steden, maar door de vermeestering van het geheele land, en vooral van de hoofdstad. Indien de redenering van de Kamper Courant opging, dan zou ook het oostelijk gedeelte van Gelderland en Overijssel alle reden hebben om zich te beklagen: want tot aan den IJssel ligt het voor Pruissen nagenoeg geheel open. Kan de ligging van eene landstreek in aanmerking komen bij het overwegen van zijn belang bij de verdediging van het gemeenschappelijk vaderland, dan zouden veeleer die open liggende streken van gunstiger conditie zijn te noemen, daar zij met geen bombardement of belegering worden bedreigd, terwijl de kosten, die zij maken zouden tot inkwartiering van een vijandelijk leger, later zouden worden verrekend.
 De Kamper Courant keurt het eveneens af, dat Provinciale Staten zich bij adres tot den Koning wenden over algemeene rijkszaken. Wat zij door deze redenering tot vergoelijking aanvoert, komt ons evenwel voor niet afdoende te zijn.



 Aan een particulier schrijven betreffende de Kust van Genua ontleenen wij het volgende:
 Ik heb u in lange niets bijzonders kunnen mededeelen, omdat ik zelf zonder berigten was. Eenige dagen geleden ontving ik verscheidene brieven, waaronder een van 15 junij; de steeds onvoldoende gemeenschap met Cape Coast is oorzaak, dat de verzending van brieven zoo moeijelijk is.
 De bevolking van Elmina heeft den Gouverneur Boers geen zeer vriendelijk uitgeleide gedaan: »he was hooted and pelted with stones” zegt mijn berigtgever. Ik heb dit onderzocht, maar hij is wel uitgejouwd en er zijn eenige steenen rondom de boot in het water geworpen — voorzeker geen blijk van sympathie.
 De heer B. was hier niet op zijne plaats; hij moge een uitstekend hoofd-intendant zijn geweest, voor de betrekking van Gouverneur was hij ongeschikt. Het is echter zijne schuld niet; de Regering, die hem tot de betrekking van Gouverneur voordroeg, moest met zijn karakter en geschiktheid beter bekend zijn geweest.
 Hier vernam ik, dat de Ashantijnen, boven Akkra, een inval hebben gedaan en drie bazelsche zendelingen met vrouwen en kinderen hebben medegenomen.
 Ik verneem ook, dat er in Holland eene groote expeditie wordt uitgerust. Ik hoop, dat de Regering meer bon sens aan den dag zal leggen; de Engelschen hebben dit meermalen beproefd zonder eenig gevolg, daarom moet Holland het ook niet beproeven.
 Op Cape Coast staat de handel geheel stil. Het doet mij veel genoegen, want de negers daar hebben het standje met Commendah aangestookt en zijn nu zelf de dupe van die handelwijze.
 De engelsche Gouverneur werkt het hollandsch bestuur tegen; hij heeft gezegd in eene vergadering der Fantijnen: »Elmina moet vallen.” De heer Lovel, agent der engelsche firma Forster en Smith, heeft het overal verteld, dat hij het gehoord heeft.
 Nu spreekt het van zelf, dat de Fantijnen denken, en niet zonder reden, dat Engeland tegen Holland is en zij door eerstgenoemde worden ondersteund. Zoodoende zullen wij geen vrede krijgen.
 Zou de nederlandsche Regering daarmede bekend zijn?
 De heer Irving, een koopman alhier, stierf onlangs aan eene beroerte; de firma Forster en Smith zullen daarbij 26,000 pond st. verliezen.



 * Bij arrest van het Provinciaal Geregtshof in Gelderland van heden, is de beschuldigde G. J. Treep, de behandeling van wiens zaak vroeger door ons werd medegedeeld, schuldig verklaard aan het hem ten laste gelegde feit, en met toepassing van art. 434 van het Wetboek van Strafregt en art. 13 no. 5 der wet van 29 junij 1854 (Stbl. no. 102), veroordeeld tot eene tuchthuisstraf voor den tijd van zeven jaren.
 De verdediger van den veroordeelde heeft zich terstond tegen dit arrest in cassatie voorzien.



 ’s Gravenhage, 8 dec. Bij gelegenheid der verloving van H. K. H. Prinses Maria met den Prins von Wied, werd gisteren, door Z. K. H[.] Prins Frederik een luisterrijk diner op het Huis de Paauw gegeven. H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins van Oranje namen aan dit diner deel, terwijl daartoe nog waren uitgenoodigd de ministers van Justitie en van Buitenlandsche Zaken, verschillende leden der diplomatie en verdere hooggeplaatste personen. — De Prins von Wied heeft thans zijn intrek genomen op Backershagen, kort bij het Huis de Paauw gelegen.
 — Men verneemt, dat maandag aanstaande HH. KK. HH. Prins en Prinses Frederik, benevens HD. dochter, prinses Maria, deze residentie zullen verlaten, ten einde naar Cannes (zuiden van Frankrijk) zich te begeven, alwaar H. K. H. Prinses Frederik tot herstel harer gezondheid eenigen tijd zal vertoeven.



 Door de afgevaardigden der plaatselijke commissien te Amsterdam, ’s Gravenhage en Rotterdam is eene circulaire gerigt aan al de plaatselijke commissien voor het nationaal monument, om een geschenk aan te bieden aan prins Frederik.



 Amersfoort, 2 Dec. De wachtmeester der rijdende artillerie alhier, die in arrest was genomen, vermoedelijk in de zaak der verduistering van haver te Zutphen, is heden van hier naar den krijgsraad te Arnhem opgezonden.

(Hbl.) 


 Naar men verneemt, zal men eerlang verrast worden door een nieuw weekblad, namelijk de Brandweer-Courant, die, onder redactie van de heeren W. C. en O. K. Pasteur te Rotterdam, met 1870 het licht zal zien. Door dat blad zal men op de hoogte komen van alles, maar vooral wat het technische van het artikel brandbluschmiddelen betreft.



 * Harlingen, 7 dec. Het groote kinderfeest van St.-Nikolaas kenmerkte zich ook te dezer stede door de hier inheemsche liefdadigheid jegens minderbedeelden. De groote zangvereeniging Harmonie, onder leiding van den hoofdonderwijzer E. Zuidema, gaf eene openlijke uitvoering, die de goedkeuring der hoorders mogt wegdragen en waarvan de opbrengst der entrées zal strekken gedeeltelijk tot het onthaal van al de leerlingen der armenschool op morgen en voor een deel tot het stichten eener kinderbibliotheek bij gemelde school.
 Ook de hier bestaande Vereeniging het Dames-Patronaat voor behoeftige huisgezinnen, werd door onderscheidene weldadigen in staat gesteld, aan die huisgezinnen kleedingstukken voor grooten en kleinen, alsmede versnaperingen voor de kinderen uit te deelen; inzonderheid verdient vermelding de onbekrompenheid der dames B., die eene massa kleederen, gedeeltelijk zelve vervaardigd, gedeeltelijk aangekocht, ter beschikking stelden van de dames-patronessen.
 — Een soldaat, die wegens wangedrag van hier naar Leiden zou vervoerd worden, heeft zich in de provoost de achilles-pees doorgesneden, ten einde zich voor het vervolg ongeschikt voor den militairen stand te maken. De operatie is volkomen gelukt, want de patient kan niet loopen.



 De kennis van den bouw en de levensverschijnselen van het menschelijk ligchaam staat, zelfs met uitsluiting der histiologie, toch onder de dusgenaamde exacte wetenschappen zeker niet bovenaan bij het groote publiek, veeleer is men met de algemeene wetenswaardigheden uit het planten- en dierenrijk bekend; en zonder nu zelfs in de verte te willen beweren dat deze studien niet zoo nuttig zijn of tegen te spreken dat zij zelfs veel meer voldoening geven voor de moeite die men zich getroost, toch ware het zeer te wenschen, dat ook de eerste onder alle klassen en reeds vroegtijdig meer beoefenaars vond.
 Aan handleidingen voor hen, die door eigen studie zich de hoofdzaken willen eigen maken, heeft het niet ontbroken en thans weêr is door den uitgever Heuvelink alhier, een degelijk boekje in het licht gegeven, dat in alle opzigten aan dat doel kan beantwoorden. Wij bedoelen het werkje getiteld: de bouw, het leven en verpleging van het menschelijk lichaam, naar het duitsch van den hoogleeraar Bock, op onberispelijke wijze door den heer dr. C. P. ter Kuile vertaald. In korte maar duidelijke trekken geeft het eene verklaring van den bouw en de functien van alle ligchaamsdeelen, de zamenstelling van de verschillende voedingsmiddelen en verhouding tot de daarin bevatte voedingstoffen en een overzigt der leefregelen, terwijl tot verkrijging van een juist inzigt en tot verduidelijking van het geheel, de topografische beschouwing en vooral het tal van fijne en naauwkeurig bewerkte houtgrures in den tekst zeer veel bijdragen. Hoewel de prijs (ƒ 1.90) hooger gesteld is dan die van het oorspronkelijke, hetgeen wel onmogelijk anders kon zijn, als men in aanmerking neemt dat het werkje in Duitschland in veel meer handen moet komen, omdat het ook op scholen in gebruik is, toch is hij, ook met het oog op de keurige uitvoering, gering te noemen en men mag wel vertrouwen, dat de uitgever zijne onderneming ruimschoots zal beloond zien.



 Ook wij beginnen te gelooven, dat de pruisophobie eene ongerijmdheid is. Men leze slechts de advertentien van de Amsterdamsche Courant van heden. Een Pruis, een pas geannexeerde, is ons zoo weinig vijandelijk gezind, dat hij bij eene advertentie in genoemd blad eene hollandsche dame ten huwelijk vraagt. Hij verlangt in zijne aanstaande, behalve beschaving, braafheid en lieftallig uiterlijk — een bruidschat van tachtig duizend thaler, ƒ 140,000 hollandsch courant. Het is hem echter onverschillig, of hij het in contanten dan wel in grondbezit krijgt.
 Tegenover die matige eischen staat, dat hij van ouden duitschen adel is.
 Welke hollandsche vrouw zal niet gaarne hare hand, haar hart en haar vermogen schenken aan een onbekende, die, zooals hij zelf zegt, »uit volkomen gemis aan bekendheid met dames” er eene bij advertentie oproept, wanneer zij daardoor al de voorregten deelachtig wordt van den ouden duitschen adel. Waarlijk, deze edelman schat zijn titel te laag, nu hij hem voor anderhalve ton aan de eerste de beste roturière van beschaving, braafheid en lieftalligheid schenken wil.



 Het duel van den jeugdigen graaf von Bismarck, die te Bonn studeert, heeft reeds, om den naam dien hij draagt, eenige sensatie gemaakt; maar die sensatie werd grooter, toen het gerucht liep, dat de bekomen wonde hoogst gevaarlijk was. Naar wij uit Bonn vernemen, is de wonde, een houw over den schedel, niet zoo ernstig, maar in het naar huis keeren heeft von Bismarck koude gevat op het hoofd, waardoor men aanvankelijk vreesde, dat de Schlagerei voor hem noodlottige gevolgen zou hebben. Terstond is van zijn toestand kennis gegeven aan zijne ouders te Varzin, en zondag morgen verwachtte men den pruissischen premier te Bonn. Vele studenten waren aan het station om hem te zien, maar in plaats van met von Bismarck, kwam zijne echtgenoote alleen. De student von Bismarck is thans buiten gevaar.

STATEN-GENERAAL.


 De algemeene beschouwingen over hoofdst. V (Binnenl. Zaken) bepaalden zich, inde zitting der Tweede Kamer van gisteren, tot één punt: de census-quaestie, nadat eene poging van den heer van Wassenaer, om ook de onderwijs-questie te bespreken, door den voorzitter, onder verwijzing naar de daartoe betrekkelijke onderafdeeling, wijselijk verijdeld was. — Veel nieuws werd er over den census niet in ’t midden gebragt. Vóór de verlaging verklaarden zich de heeren van Goltstein, die echter niets verlangde dan eene herstelling der evenredigheid tusschen het platteland en enkele steden, die thans niet bestond; Heemskerk Az., van Wassenaer en van Houten. Zij allen drongen er op aan, dat de minister toch niet al te schroomvallig mogt wezen, maar de handen aan ’t werk slaan. Op die aanmaningen om toch te verklaren wat hij dacht te doen: wachten op de finantiele ontwerpen, al dan niet, antwoordde de minister, evenals hij reeds in de schriftelijk gewisselde stukken had gedaan, dat hij de indiening van een ontwerp tot wijziging van den census daarvan „niet afhankelijk” maakte. Maar, terwijl enkele collegies van Gedeput. Staten nog niet aan zijne uitnoodiging hadden voldaan, sprak het van zelf, dat hij in eene zaak als deze, waarbij de meest mogelijke bezadigdheid moest in acht genomen worden, geen tijd bepalen kon, waarop hij ’t ontwerp zou indienen. — Niet onaardig werd door den heer Kerkwijk aan den heer Heemskerk herinnerd dat hij, toen hij nog minister was, evenzeer er op gewezen had, dat het eene zeer teedere quaestie was, die met voorzigtigheid moest behandeld worden. Hij (Kerkwijk) zag in uitbreiding van ’t kiesregt niet zooveel heil als de heeren Heemskerk en van Wassenaer, die zijne vrees, dat er van eene verlaging van den census wel eens min aangename gevolgen konden te wachten zijn, niet wegnam door te verwijzen naar de kerkelijke verkiezingen, die door orde en regelmaat gekenmerkt waren. — Tegen de vrees, door den heer van Kerkwijk aan den dag gelegd, kantte zich ook de heer van Houten aan, die ’t niet goed vond „de groote trom te roeren.” Frankrijk, waar de heer v. K. op gewezen had, was een voorbeeld da niets afdeed, daar niemand hier ’t algemeen stemregt verlangde. Engeland daarentegen was een beter, en wat daar ’t gevolg was geweest der uitbreiding van ’t kiesregt boezemde in plaats van vrees evenveel gerustheid in, als de uitslag der gemeenteraadsverkiezingen in ons eigen land, bij zooveel lager census dan voor de Volksvertegenwoordiging. — Ook de quaestie der opneming onder de kiezers van de „knappe lui,” de capaciteiten, kwam weêr ter sprake. Of echter de heer Heemskerk, die voor alles een huismiddeltje heeft, zijn raad, om het cijfer van den census voor capaciteiten afzonderlijk wat lager te stellen, wel als een ernstig expediment wil beschouwd hebben betwijfelen we.
 Na de algem. beschouwingen gaf de tractementsverhooging van de ambtenaren aan de provinciale griffien aanleiding tot debat. De