Naar inhoud springen

Pagina:Arnhemsche Courant vol 058 no 5329.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

BIJVOEGSEL,

hoorende bij de Arnhemsche Courant

ren Meandag 8 Mei 1871.

Binnenland.

ARNHEM, 6 MEI.

is geene gemeente in het land, die niet or een straatweg verbonden is met andere enten, en evenmin bestaat er zelfs een ocht, waarbeen men geen brief kan zenden. een gedeelte der opbrengst aan het tractement van deu ambtenaar ten goede komt. Het spreekt van zelf, dat voor groote plaatsen deze regeling niet deugen zou; maar voor kleine gemeenten schijnt het ons toe, dat zij zeer ver- dient in aanmerking te komen. In het Utrechtach Dagblad las men voor eenige dagen het volgende over het gedwongen kerkgaan: Van tijd tot tijd verheffen zich stemmen in onze Tweede Kamer tegen het gedwongen kerk- gaan der militairen, maar tot dusver zijn die stemmen roepende in de woestijn" gebleven. dat de officieren-geleiders tot dezelfde gezindte als de troep aoeten behooren," en verder: »dat die militairen, welke verklaren tot de eene of an- dere gezindte te behooren, vrijgelaten moeten wor- den, zich naar de kerk dier gezindte te begeven." Dat hij, luitenant, thans officieel verklaarde, dat hij niet r. k. was, waarop de bat.-komm. ant- woordde: dat eerst op last van het ministerie v. Oorlog 's luitenants godsdienst in de papieren moest veranderd worden, en dat hij bovendien van de predikant zijner gezindte een bewijs moest vertoonen, dat hij tot 's predikants ge- zindte behoorde." Maar majoor," hervatte postgeraeenschap omvat alle bewoonde plaat- Er is nog geen minister van Oorlog geweest, die de luitenant, jdat ik in de papieren voor r. k. jade postgemeenschap, de telegrafische gemeen- af te schaffen. ap, is slechts voor de bevoorregte steden en na de gevallen votums eerst een speciaal onder- zoek willen instellen. Omtrent de aansluiting van den Noorderspoor- weg worden de besprekingen met Duitschland voortgezet, in de boop, dat spoedig de bezwa- ren zullen weggeruimd worden, die vooral aan locale belangen moeten worden toegeschreven. Van het Maastraktaat betreurt de minister de vertraging in de uitvoering, en hoopt, dat de ge- mengde commissie spoed bij de onderhandelingen zal zetten. Belgie, waarmede wij sympathiseren en dat met ons sympathiseert, zal bereid zijn alle moeijelijkheden te helpen uit den weg rui- men. Dat geldt ook ten opzigte van het trak- De heer Gratama heeft het nut der diplo- matie betwijfeld; die twijfel zou bij hem niet bestaan als hij de instelling beter kende. De gezant te Weenen is een uitmuntend diplo- maat, die zeer zelden verlof vraagt. Die te Sint Petersburg was slechts de helft van den tijd aanwezig, als door een der sprekers werd aangegeven. gehad het kerkgaan te boek sta, voort uit eigen opgave taat omtrent het gedistilleerd. Ook is gezegd, althans volgens de bladen, dat er onte- al beboefte bestaat aan een verkeer per tele- vele redenen, welke tot die tot die bewering aan- leiding geven, doch ik wil er slechts één aan- geven, omdat ze in verband staat met het ge- dwongen kerkgaan. f: in grenssteden, in dorpen, waar men aters overstrooming te duchten heeft, in Carike streken, waar de binnenlandsche handel rekeren trap van ontwikkeling heeft bereikt, men nog vaak van een telegraaf verstoken. aigaal werd door de Regering als voor- arde gesteld, dat de gemeente, behalve dat voor vereischte lokalen moest zorgen ook minimum van opbrengst zou gaan at de Staat geen schade zou lijden bij den y van dit middel van verkeer. Ta het standpunt van den fiscus is die voor- furde zeer goed te verdedigen. Bestaat er kelijk behoefte aan een telegraaflijn, dan ok de opbrengst van het kantoor dit uit- i en de gemeente niet worden aangesproken. ar bet belang, dat de gemeente zelve of de adel aldaar bij eene telegrafische gemeenschap len, is toch niet altijd af te meten naar hoeveelheid telegrammen. Het geval kan zich ordoen, dat slechts enkele malen in een jaar, el onvoorzien misschien, het bezit van een af voor de gemeente ontzaggelijk veel arde zou hebben. Voor onvoorziene gevallen geen gouvernement maatregelen nemen; ar eene andere vraag is, of het niet op weg ligt van het gouvernement ou, even er een volledige post-communicatie bestaat, en telegraaf communicatie voor het geheele od tot stand te brengen. Eet hooofdbezwaar daartegen bestaat niet in issanleg der lijnen, want deze kosten zijn be- kkelijk zeer gering, en het onderhoud van inden en palen zal, behoudens bij storm, jaar- s ook geene groote uitgaven veroorzaken. et voornaamste bezwaar is de uitbreiding van personeel voor de telegraafdienst. Het denk- led om telegraaf- en postwezen te vereenigen, op dieu grond bij de Regering bijval ge sad, althans hier en daar is er de proef de genomen. Of de resultaten bevredigend annen wij niet besliscen, maar het komt or, dat die vereeniging, hoezeer ook prezen door mannen van het vak, als geen aanbeveling verdient. De postamb. bebben, wanneer zij hunne dienst goed en vervallen, in hunne betrekking genoeg te in, om hun niet nog eene andere betrokking op dragen, waarvoor zij elk oogenblik kunnen ge- aireerd worden. Dat zij boekverkooper tevens hanen zijn is meer een gevolg van den toestand het platteland dan een beginsel; men heeft in nu ook kassier gemaakt, wat, tot dusverre, baze bezigheden niet veel vermeerdert; het voor- del is gedaan om hen ook agenten te maken na de spaarbanken, welk voorstel, gelukkig, et is aangenomen; om hun thans ook de trekking van telegrafist op te dragen zou, ar onze meening, to veel van hen geëischt zijn, reker niet in het belang wezen van het publiek. Er is echter cene andere combinatie, die ons orkomt meer aanbevelenswaardig te zijn: in keine gemeenten zou de telegraafdienst een on- derdeel kunnen worden van de publieke dienst der gemeente. Wij spreken niet van groote ge- enten: daar eischt het telegraaf-bureau een jk personeel en bestaat er geen tijd of gele- beid voor andere werkzaamheden; maar in pen, in kleine steden, om die verouderde en nog cens te bezigen, is het telegrafisch ker niet zoo druk, dat dezelfde persoon, aan in de bediening van de lijn is opgedragen, andere werkzaamheden zou kunnen ver- en. Een ondergeschikt ambtenaar van het aadhuis zou, na een tijdlang op een rijks-tele- af kantoor zich geoefend te hebben, zeer goed worden aangewezen om tevens als tele- t te fangeren; zijn bureau zou op het raad- in gevestigd, en de burgemeester zou er het publiek de verantwoordelijke per- het algemeen; maar ten allen tijde en dit zou ijn. De dienst zou beperkt wezen, voor groot voordeel zijn kon het gemeente- bestur er gebruik van maken, daar het eene Pente-instelling zou zijn. Bovendien, daar klerk der secretario toch zijn werk op het adhuis heeft, is hij in den regel op of nabij ja kantoor. Zijn tractement is geringer en | De troepen lagen in het kamp van Millingen, toen cen luitenant gekommandeerd werd, om de roomsch-katholieke militairen ter godsdienstoe- fening te brengen. Hij verzocht hiervan ver- schoond te blijven, aangezien bij niet r. k. was. Dit verzoek gaf aanleiding tot de volgende woorden wisseling tusschen den bataljons-kom- mandant en genoemden luitenant: Bataljons-kommandant. Mijnheer, u staat voor roomsch te boek en u gaat dus naar de r. k. kerk. Lait. Het is waar, majocr, dat ik in de r. k. kerk gedoopt ben en mijne communie in die kerk heb afgelegd, maar toen ik een eigen oordeel kon vellen dat ik wiet kon op mijn 12 jaar toen ik mijne communie deed heb ik mij met de leeringen der r. k. kerk niet kunnen vereeni- gen en ben toen ook niet langer tot die gods- dienst blijven behooren. Bat. komm. Tot welke godsdienst behoort gij dan? Luit. Ik behoor onder ben, die, bij het op- nemen der verschillende gezindten, in de rubriek tot geen der genoemde gezindten behoorende" worden ingeschreven. Ik geloof, dat men God mag dienen zooals men verkiest, althans dit is den Nederlander bij de grondwet toegestaan, en nu zie ik de noodzakelijkheid niet in, om naar een bijzonder huis te gaan, waar men zooveel afleiding heeft, om zich met God bezig te hou den. Ik kan dit in mijne tent of in mijne ka- mer, als ik geheel alleen ben, veel beter. Ik verzoek dus niet rerpligt te worden eene gods- dienst-or fening bij te wonen, die in lijnregten strijd is met mijne godsdienstige begrippen. Bat. kom. Praatjes, mijnheer! Ik heb hier met de grondwet niets te maken; u heeft hier maar te kiezen tusschen de roomsche en protes- tantsche godsdienst, andere houden wij er hier in het kaip niet op na. Dus maar gaauw ge- decideerd, want een van beiden moet ge kiezen. van vroeger, zonder overlegging van bewijs: waarom is die verklaring dan nu niet vol- doende?" -Mijnheer," heinam de bat. komm., >u heeft altijd wat tegen te praten; u is récal- citrant; ik dank u, ik heb niets meer voor u." Den volgenden zondag geleidde genoemde luite- nant de r. k. militairen weer ter kerk, en bleef op last de godsdienstoefening bijwonen. Hem werd een stoel juist voor het altaar aangewezen, eenigzins regts; de vrome plaats-komm. op dezelfde hoogte eenigzins links, met zijne dochter ter regterzijde. De luitenant verklaarde zich perma- nent op zijn zetel, nam een boek en ging bedaard zitten lezen. Bij iedere ceremonie, waarbij de luitenant bedaard bleef zitten, waarschuwde de dochter haar papa, dat de luitenant niet knielde, geen kruis maakte of niets meedeed, wat ge- durende de godsdienstoefning te doen gebraike- lijk was. Papa keek dan verwoedd en luitenant aan, het publiek volgde de oogen van den toor- nigen papa, zoodat eindelijk de luitenant meer de aandacht trok dan de pastoor. Toen de gods- dienstoefening afgeloopen was, stroomde alles ter kerk uit; de soldaten mogten op hunne eigen gelegenheid huiswaarts gann; de luitenant doed hetzelfde, maar vroeg later toch den pl. komm. waarom bij eigenlijk in de kerk moest blijven? Voor de polite" antwoordde de schijn- baar vrome pl. komm. Maar," antwoordde de luit. dat is immers onmogelijk: de soldaten hebben hunne plaats achteraan in do kerk, ik heel vooraan; bovendien wordt de politie in de kerk uitgeoefend door stafdragers, door de kerk daar- toe aangesteld; wilde ik toezien dat de soldaten hun kerkelijke pligten nakwamen, dan zou ik mij van tijd tot tijd tusschen hen moeten bewegen, waardoor ik de godsdienstige aan- dacht der kerkbezoekers zou afleiden, en stoornis in de godsdienstoefening zou teweeg brengen." Mijnbeer, ge doet maar wat u gelast wordt, en daarmee is het uit." Ik heb hier opzettelijk namen van personen en den naam van het garnizoen verzwegen, om- dat ik niet personeel wilde zijn, maar feiten wilde doen uitkomen. En nu vraag ik: Baart het geene ontevredenheid, wanneer men in dienst genoodzaakt wordt, eene andere godsdienstoefe- De luitenant kon niet anders dan zijn leed ning bij te wonen, dan die welke de betrok- verkroppen over het geweld aandoen zijner gods- kon militair voorstaat? Baart het geene onte- dienstige begrippen, en eindigde met te gehoor-vredenheid, wanneer een militair gedwarsboomd zamen. Hij ging dus naar de godsdienstoefe-wordt in zijne godsdienstige begrippen? Ook uing der roomsch-katholieken. Den volgenden dag werd hij bij zijn bat. komm. geroepen, waar het volgende voorviel. Bat. komm. Mijnheer, er zijn klagten van u ingekomen, dat gij u gisteren bij de godsdienst- oefening zeer oneerbiedig hebt gedragen. Luit. Majoor, hoe is het mogelijk, ik heb niets gedaan. Bat. komm. Juist mijnheer (dat mijnheer be- hoort er bij, als men officieel spreekt), omdat ge niets gedaan hebt, zijt ge oneerbiedig geweest. Ge hebt niet mee geknield, geen kruis gemaakt, in één woord, ge hebt geen deel genomen aan de godsdienstoefening, en daardoor een slecht voorbeeld gegeven aan uwe inferieuren. Ge hebt ergernis gegeven, mijnheer. Luit. Hoor eens, majoor, n heeft mij gedwon- gen om die godsdienstoefening bij te wonen, maar ik laat mij niet dwingen die godsdienst te belijden. Ik maak dus al die dingen in de kerk niet mee. Bat. komm. Mijnheer, u is zeer récalcitrant; u heeft altijd iets tegen te praten, en ik zal u als zoodanig in de conduitelijst signaleren. En zoo gebeurde het ook. Werkelijk signaleerde de majoor den luitenant als zoodanig. Dit gaf later aanleiding tot een dramatisch militair voorval, dat hier niet kan vermeld worden. Tweede feit. In een onzer garnizoenen waren slechts twee luitenants, die (zooals de bat. komm. het uit- drukte) voor roomsch te boek stonden; die twee moesten om beurten des zondags de r. k. mili- tairen ter kerk geleiden. Nooit was hun gezegd dat ze de godsdienst-oefening moesten bijwonen. Ze hadden daarom geene reden om zich over deze dienst te beklagen. Het geleiden ter kerk, zonder het bijwonen der godsdienst-oefening, had op die wijze gedurende een paar jaren plants gehad. Op eens echter wordt de luitenant, die zondags de dienst had verrigt, op het rapport reg.-komm. geroepen, waar het volgende voorviel: omdat het slechts eene tegemoetkoming is, oene Maralling, waarvan hij niet behoeft te leven, en godsdienst-oefening der r. k. militairen niet in Kol. Mijuheer u is gisteron gedurende do lowing van een Luit. Neen, kolonel, dit heb ik nooit gedaan, omdat het hier niet gebruikelijk is, en ik niet r. k. ben. Kol. Ik kan er niets aan doen; de plaatselijke Luit. Maar, kolonel, ik ben niet roomsch, en als ik nu om den anderen zondag, en dikwijls vraag ik: Is er eenige verdienste gelegen in het gedwongen kerkgaan? Hoe vaak gebeurt het niet dat de ged vongen kerkgangers zitten te slapen, te pruimen, te spuwen, ja te kaartspelen. De officier-geleider kan hiervoor niet waken, daar hij toch niet wel gedurende de godsdienstoefe- ning tusschen de soldaten kan gaan wandelen. Vrijheid van godsdienst is den Nederlander toegestaan, en waarom dan den militair niet? of is de militair goen Nederlander? Staat het trouw ter kerk gaan in verband met de verde- diging van ons land? Het ware beter de laatste meer ter harte te nemen en het kerkgaan aan den vrijen wil van den soldaat over te laten. P. A. JANSSEN, Leeuwarden, april 1871. kapt. der infant. STATEN-GENERAAL. In de zitting der Tweede Kamer op gisteren heeft de minister van Buitenlandsche Zaken het woord gevoerd, en de opmerkingen der ver- schillende sprekers beantwoord. Het onderzoek, aan de gezantschappen opge- dragen, naar de werking van het internationaal zeeregt, moet strekken om den minister een dui- delijk inzigt van de zaak te geven. Het zal ook de algemeene aandacht op dit onderwerp vestigen. Tusschen dat onderzoek en de stappen, welke men den minister bij het engelsche hof toeschreef, bestaat echter groot verschil. Die stappen zijn niet gedaan. Ten opzigte van de missie te Rome refereert zich de minister aan de memorie van beant- woording. De minister wil aller belangen be- hartigen, ten einde de eensgezindheid in stand te houden; door de opheffing der missie te Rome zouden velen in hunne belangen worden gekrenkt en gegriefd; en de minister zou er al- leen toe overgaan, als er dringende redenen toe bestonden. Dit nu is het geval niet, len daarom kan men zich onthouden van dien voor velen grievenden maatregel. Alle mogendheden schij- nen de zaak van hetzelfde standpunt te beschou- wen als de nederlandsche Regering. De minister drukt zijn leedwezen uit, dat aan een geacht lid der Kamer eene uitdrukking ontsnapt is ten aanzien van eene bevriende mo- gendheid. (Het lid, de uitdrukking of de mo- gendheid noemde de minister niet. Hij bedoelde waarschijnlijk den heer Zinnicq). Met betrekking tot de belgische beurzen- quaestie, houdt de minister zich aan de memorie van beantwoording. Er worden onderhande- lingen gevoerd, die de zaak tot een goed einde kunnen brengen. De minister zal niet medewerken tot eenigen. maatregel, waarvan het gevolg zou kunnen zijn, dat ons aanzien in het buitenland werd ver- minderd of waardoor wij ons kleiner zouden voordoen, dan wij werkelijk zijn of beoordeeld worden. De heeren Zinnicq Bergmann, van Lijnden, van Gollstein, Jonckbloet, Dumbar, Gralama, can Eck, Heemskerk Az. en Cremers repliceerden; ook de minister van Buitenlandsche Zaken nam nog het woord, om op nieuw te verklaren, dat hij zich aan de memorie van beantwoording hield. De heeren van Nispen en Verheijen spra- ken hunne meening uit. Eerstgenoemde had met genoegen de verklaring van den minis- ter omtrent het behoud der missie te Rome gehoord en verdedigde in zeer gematigde bewoordingen dit besluit. Hij nam ook de partij der clericale bladen en beweerde dat deze geprikkeld worden door den heftigen toon van andere bladen. Spreker heeft geen invloed op die bladen en kon ze dus niet tot gematigd- heid aansporen; als men hem raad vroeg, zou hij hun aanraden, altijd waarheid te schrijven. Voorts laat hij zich afkeurend uit over het citeren van historische herinneringen, en vreest dat deze discussie strekken zal om die der katho- lieken te verlevendigen. Eindelijk treedt hij in eene beschouwing over het katholicisme in het alge- meen en in Duitschland in het bijzonder. De heer Verheijen roemt eveneens het behoud der missie te Rome en behandelt de italiaansche quaestic van zijn standpunt, zich in vrij scherpe bewoordingen over het koningrijk Italie uitla- tende. Tevens verzekert de heer Verheijen, dat de liberale pers niet liberaal is, omdat zij, vol- gens hem, niet verdraagzaam is. Over het algemeen liep de discussie bijna uit- sluitend over het katholicisme en het verschil van geloofs-opvattingen. De algemeene beraadslagingen werden geslo- ten; over de afdeelingen en artikelen had geen discussie plaats en het hoofdstuk werd met al- gemeene stemmen aangenomen. Heden komt het hoofdstuk Justitie aan de orde. In de zitting is ingekomen een wetsontwerp tot bekrachtiging van kredieten geopend boven de begrooting van 1869. De memorie van toelichting op het wetsont- werp tot vervanging van de artt. 414, 415 en 416 van het Wetboek van Strafregt door andere bepalingen luidt: - De straf bepalingen, vervat in de artt. 414 en 415 van het W. v. S. tegen coalitien van werk- lieden en van hen die werk verschaffen, hebben voortdurend aanleiding gegeven tot ernstige be- denkingen; thans wordt daarover algemeen, zij het ook op verschillende gronden, een afkeurend oordeel uitgesproken; ten gevolge daarvan zijn zoowel in Belgie (bij art. 310 der laatste ber- ziening van den Code Pénal) als in Frankrijk (eerst bij de wet van 27 november 1849 en later bij die van 25 mei 1864) bepalingen, die op een ander beginsel rusten, daarvoor in de plaats getreden. De ondergeteekende heeft het zijn pligt geacht, zorgvuldig te overwegen, in hoeverre door wij- ziging onzer wetgeving en bepaaldelijk van de genoemde artikelen van den Code Pénal, aan werkelijke of vermeende grieven, zonder schade voor het algemeen belang, kon worden te gemoet gekomen. En inderdaad is het raadzaam, door wijziging der artikelen 414-416 Code Pénal, elken grond te doen ontvallen aan de bewering, alsof de toe- stand, waarover de arbeiders zich beklagen, een gevolg zoude zijn van de bepalingen te hunnen aanzien in de wetgeving vastgesteld. Het zal niet ligt worden ontkend, dat door de artikelen 414 en 415 Code Pénal, zoowel bij de bepaling van het strafbare feit als van de bedreigde straf, de verhouding tusschen arbei- ders en arbeidgevers zeer ongelijkmatig en dus onbillijk is geregeld. Want terwijl eene coalitie van arbeiders in elk geval strafbaar is, worden de arbeidgevers slechts gestraft indien zij het loon injustement et abusivement hebben trachten te verlagen door middel van coalitie; terwijl een arbeidgever hoogstens tot ééne maand ge- vangenisstraf en 8000 francs geldboete mag worden veroordeeld, kan een arbeider, indien hij als aanlegger der coalitie beschouwd wordt, met vijf jaren gevangenis worden gestraft. In- tusschen scheen het ongenoegzaam alleen deze en andere onbillijkheden weg te nemen, gelijk de fransche wet van 1849 gedaan heeft, met behoud van het beginsel; maar behoort veeleer het beginsel zelf, namelijk de strafbaarheid van coalitien, door een ander te worden vervangen, en op het voetspoor der fransche wet van 1864, noch tegen de vereeniging tot werkstaking, noch tegen de werkstaking zelve als zoodanig straf te worden bedreigd. bet zal dus de gemeentebegrooting niet bezwa- de kerk geweest. ten. Als besteller fungeert de gemeentebode; in kleine gemeenten is deze persoon ook niet over- ades met arbeid, zoodat hij zeer goed die be- trekking er bij kan waarnemen. zet in een der laatste nommers van het Maand- moet u straffen. Deze denkbeelden vonden wij breeder uiteen- komm. heeft er aanmerking op gemaakt en ik Wad voor Telegrafie, onder den titel van: Be- Dat er eenige bezwaren aan zijn verbonden, elken zondag, de godsdienst-oefening der r. k. dorpatelegraaf door W. Koning. preekt van zelf; maar wij gelooven, dat die moet bijwonen, wauneer moet ik dan de gods- nim opgewogen worden door de voordeelen. dienst-oefening bijwonen op of in de plaats waar Bet eerste voordeel is, dat men eene telegra- mijne godsdienst mij gebiedt God to dienen? De minister is een vijand van lang hangende fache gemeenschap bekomt door het geheele land, zaken en tracht ook het verschil met Luxemburg spoedig te vereffenen. Met leedwezen heeft hij wat voor het verkeer tusschen de antoriteiten gezien, dat verzoenende voorstellen tot schik- er tevens van profiteren kunnen. Ook de wei- ik dank u verder. a wezenlijk belang is, terwijl de particulieren aan doen. U heeft 4 dagen arrest. Mijnheer, zijn afgewezen. king, het vorige jaar gedaan, door Luxemburg aige kostbaarheid strekt zeer tot aanbeveling, en De vooruitzigten van den heer Dambar omtrent daaromtrent zijn schikkingen te maken. Ligt was en dus ook volgens art. 171 der inwendige post daarvoor zeker op de volgende begrooting volgd, zal billijkerwijze ook zijne verhouding bij. De beweerde, dat hij niet dat zal Later voegde bat. komm. er nog een woordje de missie in China, gelooft de minister niet in Kol. Dat: kan mij niet schelen; het is dienst wat u opgedragen wordt, en daar kan ik niets Het feit, dat arbeiders van hen toch is to den wetgever e- thans in de eerste plaats sprake, en het begin- onderhoud van de lijn kan worden voorzien, en kerk te geleiden, dewijl dat art. duidelijk zegt: | maar uit deferentie voor de Kamer, heeft hij om met gezamenlijke krachten hun lot te ver-