Pagina:Arnhemsche Courant vol 080 no 2201.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

BIJVOEGSEL

behoorende bij de Arnhemsche Courant

van Vrijdag 8 September 1893.


BENOEMINGEN enz.

Bij kon. besluit van 4 dezer zijn benoemd tot landmeter 1e klasse van het kadaster J. J. van Roosmalen te Deventer, en H. J. F. Bingen te Roermond, thans van de 2e kl,; tot landmeter 2e kl van het kad. H. D. Arentsen te Breda, en J. H. Loewer te Zierikzee, thans 3e kl.; tot landmeter 3e kl. van het kadaster P. W. Drenth te Amsterdam, en C. van der Wijck te Amsterdam, thans 4e klasse.
Bij kon. besluit is benoemd tot bewaarder der hypotheken, kadaster en scheepsbewijzen te Appingedam W. ten Bokkel, controleur aan het algemeen zegelkantoor te ’s-Gravenhage.
Bij kon. besluit is benoemd tot rechter in de Arrond.-rechtbank te Zierikzee jhr. mr. J. W. D. Schuurbeque Boeije, thans rechter-plaatsverv. in gemeld college, adv. en proc. aldaar.
Bij kon. besluit zijn benoemd bij het wapen der inf., tot 1e luit. bij hun tegenwoordig korps, de 2e luits. H. C. v. d. Pant en J. Buys, beiden van het 3e reg. inf., eerstgen. thans van de kol. reserve gedet. bij het leger in Ned.-Indië; — is de 1e luit.-adj. J. A. Franken, van het 8e reg. inf. op pens. gesteld en het bedrag van het pens. bepaald op f 1290 ’s jaars.

STATEN-GENERAAL.

De heer Zijlma heeft als amendement voorgesteld, achter art. 5 van het ontwerp, houdende regeling der kiesbevoegdheid, toe te voegen:
g. zij die den door hen verschuldigden aanslag in de Rijks-directe belastingen in hoofdsom en opeenten niet hebben voldaan;
„of die wegens opzettelijke ontduiking der belasting zijn veroordeeld;
„gedurende het burgerlijk jaar volgende op het dienstjaar waarover de belasting had moeten zijn voldaan of die rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.”.
Door de overige voorstellen zouden z. i. uitgesloten wanbetalers in eene onbillijke verhouding worden gebracht tegenover hen, van wie bewijs is geleverd dat zij tegenover den fiscus franduleuse handelingen hebben gepleegd. Door toevoeging van bovenstaande bopaling wenscht hij althans eene poging te doen hieraan zoo ver mogelijk tegemoet te komen.


Buitenland.



In de nieuwe Fransche Kamer zullen niet minder dan 209 leden zitting hebben, die niet tot de aftredende afgevaardigden behooren. Van deze hebben 188 nooit tot het Parlement behoord. De 21 overigen zetelden in eene vroegere Kamer.
Volgens een berichtgever der Gaulois deden de tooneelen te Draguignan, toen de nederlaag van Clémenceau bekend werd, denken aan hetgeen na den dood van Robespierre gezien werd. Men omhelsde elkander, politieke tegenstanders van de uiteenloopendste gevoelens drukten elkaâr de hand, anderen weenden van vreugde. Uren achtereen was de opgewondenheid, „un vrai délire,” moeilijk te beschrijven, zegt hij.

— Aan een redacteur der Débats heeft de tot lid der Kamer gekozen socialistische kapper Chauvin verklaard, dat „de broeders in Duitschland” 2500 frs. gezonden hadden om de verkiezing van de werkmanscandidaten te bevorderen. Trouwens bij de verkiezingen in Duitschland hebben wij hetzelfde gedaan, zeide Chauvin.
Van andere zijde was beweerd, dat genoemde som voor elk der socialistische candidaten gezonden was, onder beding, dat zij zich in hunne proclamaties voor het internationalisme en tegen de staande legers zouden verklaren.

— Naar aanleiding van het bezoek van het Russische eskader te Toulon is de gewestelijke Raad van het departement Var eergisteren bijeengekomen op voorstel van den heer de Ramel, afgevaardigde van Toulon. Met eenparige stemmen is besloten, dat het gewest deel zal nemen aan de te Toulon te geven feesten ter eere van het Russische eskader, zoodat het zal bijdragen in de kosten. Nader zal de som bepaald worden die daarvoor zal worden toegestaan.
De Paris bevat een oproeping aan de bladen van alle partijen, om bij gelegenheid van het bezoek der Russische zee-officieren te Parijs een groote manifestatie te organiseeren. De redacteurs van alle bladen zijn tot een vergadering uitgenoodigd.

De Koning van België heeft, gelijk men zich herinneren zal, een jaarlijksche prijs van 25000 frcs. bestemd voor het beste werk over een bepaald onderwerp. Voor de jaren 1894 tot en met 1898 zijn die onderwerpen vastgesteld. Het eerste betreft de architectuur en inzonderheid de nieuwste ijzer- en glas-constructies. Het tweede de geschiedenis van het ontstaan der voornaamste volkeren van den ouden en nieuwen tijd, hunne overzeesche landen en de landhuishoudkundige en politieke voordeelen, die het moederland direct of indirect van de koloniën genoten heeft. Het derde betreft de invoering van lichaamsoefeningen op de openbare inrichtingen van onderwijs, ter behoud en ontwikkeling van jeugd en kracht. Het vierde onderwerp, waarop het antwoord vóór 1 Jan. ’97 bij den Minister van Binnenlandsche Zaken moet zijn ingediend, is het eenige, waarvoor de mededinging van buitenlanders is toegelaten; het betreft de uiteenzetting van de meteorologische, hydrologische en geologische gesteldheid van Aequatoriaal-Afrika met betekking tot den gezondsheidstoestand. Het vijfde onderwerp, voor 1898, heeft betrekking op den toestand waarin de landbouw in België verkeert, met het oog op landhuishoudkunde, nijverheid en handel; daarbij moeten tevens de wijzigingen en verbeteringen worden aangegeven, die noodig zijn, om den landbouw productiever te maken.

— Door de Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde wordt de uitgave voorbereid van een belangrijk bibliografisch werk, dat bearbeid wordt door den bestendigen secretaris Fr. de Potter. Het zal eene lijst inhouden der boeken, vlug- en tijdschriften, muziekwerken, kaarten, platen en tabellen, in België van 1830—1890 verschenen.

De Duitsche Keizer heeft aan het feestmaal der burgerlijke autoriteiten te Metz gezinspeeld op zijn tehuis dat hij zich in Lotharingen heeft uitverkoren. Hij bedoelde hiermede zijn nieuw lustverblijf te Urville, dat hij tijdens de manoeuvres als zijn hoofdkwartier heeft beschouwd en waarheen hij na afloop der oefeningen en feesten telkens terugkeerde.

— De commissies, belast met het uitwerken van de belastingplannen der Duitsche Ministers, die onlangs te Frankfort vergaderd waren, zijn Dinsdag te Berlijn bijeengekomen. Twee commissies zullen zich hiermede bezig houden. Behalve Pruisen zullen daarin Beieren, Wurtemberg, Baden, Hessen, Elzas-Lotharingen, Hamburg en in ééne commissie ook Lubeck vertegenwoordigd zijn. Deze zal zich met de wijnbelasting bezighouden. De andere, onder den nieuwen Minister der Schatkist Posadowsky, zal over de tabaksbelasting beraadslagen. Men wil het besprokene geheim houden, maar dat wilde men te Frankfort ook en toch lekten de zaken uit. Met begrijpelijke belangstelling wordt in Duitschland tegemoetgezien, hoeveel nu weder aan den onverzadelijken fiscus zal moeten geofferd worden.

— De uit Afrika teruggekeerde Britsche missionaris Swann heeft den nog bestaanden twijfel omtrent Emin-pacha’s lot opgeheven. Het is wel zeker, dat deze volhardende Duitsche ontdekkingsreiziger in den omtrek van het Victoria Nyanza-meer, toen hij bij het Arabisch hoofd Seyd ben Abed gastvrijheid zocht, door een Arabier is gedood. Een 60tal zijner Nubische begeleiders hebben daarop hetzelfde lot ondergaan.

— Bismarck’s toestand moet werkelijk aanleiding tot ernstige bezorgdheid hebben gegeven. Dinsdagavond toch seinde prof. Schwenninger aan een vriend te Berlijn: „belangrijke verbetering en heden buiten gevaar”.

— Volgens particuliere berichten te Berlijn uit Londen ontvangen, zou de Russische Kroonprins zich met de op dit oogenblik te Fredensborg vertoevende zestienjarige Prinses Sybilla van Hessen, uit het landgrafelijk Huis, verloven.

Tot de Hongaarscha bisschoppen is een brief door den Paus gericht, die thans is openbaar gemaakt. De Paus spoort hier aan tot verzet tegen de wet; hij raadt toch de geestelijkheid aan, geen zoogenaamde gemengde huwelijken te voltrekken, en vermaant haar de rechten der Kerk krachtdadig voor te staan. Hij noodigt allen die invloed hebben op het volk uit, eerbied voor godsdienstonderwijs in te prenten. Katholieke Congressen, zegt hij, behooren elk jaar gehouden te worden ter bevestiging van de eenheid des volks — d. i. van het Katholieke volk Goede, degelijke afgevaardigden moeten gekozen worden. Alle krachten moeten worden ingespannen, opdat uit de seminariën eene bekwame, waardige geestelijkheid voortkome. Wereldlijke godsdienstige vereenigingen moeten worden ondersteund en aangemoedigd.
De Paus spreekt ten slotte de hoop uit, dat Keizer Frans Jozef, die, zegt hij, zich van den aanvang af goed Katholiek betoonde, den bisschoppen en en der geestelijkheid in een en ander zijn steun zal schenken.

De ongeregeldheden, die de Engelsche werkstakers plegen, zijn geheel in strijd met de traditie en zullen hun ongetwijfeld in het land meer na- dan voordeel berokkenen.
Gisteren verdreven een 600tal werkstakers te Mexborough en Yorkshire de nog in de mijn Wath werkzaam zijnde arbeiders met stokken, joegen de politie op de vlucht, sloegen de glazen in, verscheurden de kantoorboeken, verbrandden de kantoormeubelen en staken een hoop steenkolen in brand.
Vervolgens trokken zij naar een brouwerij, waar de eigenaar, om erger te voorkomen, hun verscheiden vaten bier afstond. Daarna deden de werkstakers opnieuw een aanval op de mijn Wath. Zij staken nu alle gebouwen in brand; toen deze in vlammen waren opgegaan, trachtte men ook brand in de mijn te stichten, door er brandende kisten in te werpen.
De schade bedraagt verscheiden duizenden ponden sterling. Tien oproermakers zijn in hechtenis genomen.
Te Farnley bij Leeds bedreven de werkstakers ernstige ongeregeldheden. Zij sloegen den directeur der mijn met stokken, en brachten een anderen ambtenaar ernstige verwondingen toe. De politie dreef de menigte uiteen; een agent werd daarbij gewond.
Naar een aantal plaatsen in Derbyshire, Nottingham en Yorkshire, waar men eveneens voor ongeregeldheden vreest, zijn versterkingen van politie en soldaten gezonden.
In het Schotsche graafschap Fife is het werk bijna overal hervat. Heden zal de werkstaking vermoedelijk geheel geëindigd zijn.
De werkstaking ln Zuid-Wales is geëindigd. Maandag zullen de mijnwerkers den arbeid hervatten.

— Uit Kaapstad wordt geseind: Zondag kwamen te Mafeking drie afgevaardigden van Koning Lobengula aan, van welker één tot den stam der Matabele’s behoort. Men gelooft, dat Lobengula slechts tijd tracht te winnen, om zijn troepen samen te trekken. Hij is bezig al zijn vee naar het binnenland te doen brengen.

— Uit Pretoria meldt een Reuter-telegram: Het beslissende antwoord van de Transvaalsche Regeering betreffende Swaziland is naar Engeland gezonden. Bij een interview zeide President Kruger, dat hij ontevreden was over de houding van de Engelsche Regeering. De onderhandelingen zijn niet verder gevorderd, dan zij vóór de conferentie te Colesherg waren. De heer Kruger betreurde het, dat de Engelsche beloften niet zijn nagekomen op een wijze, die in overeenstemming is met de waardigheid van Engeland.


Gemengde berichten.

Te Oostende is Maandagavond het Edentheater grootendeels verbrand. Het tooneel is geheel vernield en een aantal artisten hebben hun costumes verloren. Bovendien is er groote waterschade. Daar de voorstelling nog niet begonnen was, zijn er geen menschen omgekomen.

— Te Berlijn hebben vier drogisten en een boekdrukker te recht gestaan, de eersten wegens het overtreden van de wet op de fabrieksmerken en de laatste wegens het maken van etiquetten, die zeer nauwkeurig geleken op de etiquetten, welke door de firma J. Zacherl te Weenen voor haar insektenpoeder worden gebruikt.
De drukker had deze etiquetten, welke zeer nauwkeurig moesten beschouwd worden om ze te kunnen onderscheiden van de etiquetten der firma Zacherl, aan vele drogisten aangeboden. De vier bovenbedoelden zijn slechts enkele van de velen, die zich aan bedrog hebben schuldig gemaakt.
De vier drogisten werden ieder veroordeeld tot betaling eener geldboete van 200 mark en openbaarmaking van het vonnis, terwijl de drukker tot betaling eener boete van 300 mark veroordeeld werd.

— Professor Koch heeft een zeer belangwekkend artikel over de cholera-epidemie in Hamburg geschreven. Hij bespreekt daarin de na-epidemie van 6 December tot 11 Februari. In dien tijd werden 64 personen aangetast, waarvan 18 overleden, terwijl gedurende de zomermaanden 18000 inwoners aangetast werden, waarvan 8200 als slachtoffers vielen. Dit buitengewoon groote verschil is volgens prof. Koch niet te wijten aan het temperatuursverschil, noch aan het feit, dat zij, die het meest vatbaar waren, door de vorige epidemie uitgeroeid waren. Het is te wijten aan het verschillende karakter der epidemieën. Cholera-epidemieën zijn volgens Koch van tweeërlei zeer verschillenden aard. Zij kunnen plotseling uitbarsten of zich langzamerhand uit een brandpunt verspreiden.
Het uitbreken der epidemie in het herstellingsoord te Nietleben bij Halle, was waarschijnlijk een gevolg van binnenbrengen van besmette stoffen door uit Hamburg komende personen; de groote uitbreiding der ziekte werd begunstigd door het onzuivere drinkwater. Koch dringt dan ook ten sterkste aan op het aanstellen van opzichters, niet alleen deskundigen, maar ook geneeskundigen, voor de waterwerken.

— Vreeselijk is het verhaal der omstandigheden van den noodlottigen brand in een olie- en verfwarenwinkel in Fulham Palaceroad te Londen. Op onbekende wijze had een vat olie, dat onder de trap stond, vlam gevat en de trap aangestoken. De vrouw lag nog te bed toen haar man de kamer binnenstormde met het bericht, dat de trap in brand stond. Zij geloofde hem niet, doch kon niet meer twijfelen toen dikke, zware rookwolken de kamer begonnen te vullen. Man en vrouw snelden naar boven om de kinderen te redden. De moeder ontsnapte veilig met haar zuigeling langs den vooruitstekenden bovenkant van den winkel en bereikte het aangrenzende huis. Twee meisjes sprongen uit de bovenste verdieping, het eene viel voorover en werd zeer erg gewond, Het andere kwam op de voeten terecht en verstuikte slechts den enkel. Een oogenblik later verscheen de vader met twee meisjes aan de hand en een klein kind op den arm. Hij wilde het uit het venster werpen, viel echter voorover, bedwelmd door den dikken rook en bleef met het bovenlijf buiten het raam op de vensterbank hangen. Naast hem maakte een 18-jarig meisje zich gereed uit het raam te springen, de rook ontnam ook haar het bewustzijn; zij viel achterover in de kamer terug en verbrandde. Dadelijk werden pogingen aangewend om de ongelukkigen zoo mogelijk te verlossen; eenige werklieden klommen langs ladders naar boven. Zij grepen de ongelukkigen bij de kleederen, deze scheurden echter. Verdere pogingen om de lichamen op te beuren moesten opgegeven worden, daar voor de ramen de rook en uit de onderste verdieping de vlammen de mannen ernstig bedreigden. Zonder hulp te kunnen bieden, moest de menigte toezien hoe de vlammen al hooger en hooger klommen, de kleederen der slachtoffers aantastten, hunne lichamen verkoolden.

— Een Amerikaansch blad deelt het volgende inbrekersverhaal mede, afkomstig van een politieagent. Geen voldoende inlichting omtrent een huis kunnende krijgen, waarin hij zich voorstelde te opereeren, verhuurde zich de held er van als knecht bij een slager die het huis bediende. Zeven maanden lang bleef hij in deze betrekking en voldeed zeer. Alleen had hij het zwak van te gaarne met knechts en meiden te babbelen. Vijf dagen nadat hij zijn ontslag had genomen, geschiedde de inbraak en er werd voor meer dan 20000 dollars gestollen aan allerlei voorwerpen, welke in een hittewagen des eigenaars (later teruggezonden) werden weggebracht.


Mengelwerk.



In de Deutsche Wochenzeitung leest men de volgende „Herinnering aan de viering van den eersten verjaardag der jonge Koningin in Indië.”
We waren juist van de eerste parade ter viering van den verjaardag der Prinses thuisgekomen, en zaten met ons tienen aan de kletstafel der onderofficierskantine op Meester-Cornelis, om met eenige potjes prinsessebier het overvloedig ingeademde stof weg te spoelen. De stemming liet niets te wenschen over, hoewel het bier afschuwelijk zuur was. De oude sergeant Vermoolen dronk daarom zijn bittertje, en hij zag met verachting neer op het troebele zure tuig, dat wij, ieder glas met een heildronk aan het Prinsesje, naar beneden werkten. Het trof ons, dat hij zoo stil bleef, daar hij anders altijd den toon aangaf en uren lang een gezelschap jonge onderofficieren kon bezig houden, die nog niet lang in Indië waren en die gaarne naar zijne verhalen luisterden.
— Wat heb je toch vandaag, dat je zoo stil bent? vroeg een onzer.
De oude schoof zijn pijp naar den linker mondhoek, krabde zich het hoofd, en zei: ik denk aan wat me een jaar geleden overkomen is, het was een dwaze geschiedenis.
— Voor den dag er mee! riepen allen.
Hij liet zich niet lang bidden, dronk zijn bittertje uit, bestelde nog twee nieuwe om te waarschuwen, dat de geschiedenis niet zoo heel kort zou zijn, en begon: „Juist een jaar geleden was ik op wacht bij een ter dood veroordeelden soldaat, een landsman, een Fries. Hij had bij mijn sectie gestaan en het was geen kwade kerel, enkel een beetje heftig. Nu hadden wij een jongen luitenant, zoo’n Academiker, die van den Indischen dienst nog niet veel meer afwist dan jelui, en wiens grootste plezier het was loshangende uniformknoopen te ontdekken. Deze luitenant had een pik op den Fries en „zocht” hem bij iedere gelegenheid. Eens op een dag vond hij eindelijk een losse knoop en hij gooide den Fries zijn jas naar den kop. Deze werd zoo rood als een kalkoensche haan, greep zijn houwer en sloeg, voor ik het verhinderen kon, den luitenant op zijn kop. Daarop stond de kogel en de krijgsraad veroordeelde hem daartoe. Juist vandaag voor een jaar moest hij terechtgesteld worden. Nu weten jelui allemaal, dat zoo’n arme bliksem den laatsten nacht een „treurwacht” krijgt, die hem zoo’n beetje moet bezighouden, want zoo’n vent doet den laatsten nacht nogal raar. Aangenaam is dat postje niet. Ik had dan ook vreeselijk het land, toen het me gekommandeerd werd. Toen ik in zijn cel kwam, zat hij op de brits op zijn zakdoek te kauwen; hij zag er erbarmelijk uit. Ik wist waarlijk niet wat ik zeggen moest en het was een heel dom begin, toen ik zei: Nu, hoe gaat het er mee, Friesche dikkop? want ik kon het aan hem en zijn omgeving best zien, dat het lang niet goed ging.
De arme kerel stond op, gaf me de hand en zei schreiend: — Het is toch hard, dat ze me voor zoo één slag doodschieten. — Ja jongen, zei ik tegen hem, daar kan alleen de Koning iets aan doen. Discipline moet er wezen, anders hak jelui morgen alle meerderen aan stukken. Maar huil nu maar niet, als je voor de geweren staat, want dan ben je mijn heele sectie tot schande. We zijn toch geen oude vrouwen. Toen vertelde ik hem de geschiedenis van den Belg, dat was een kerel. Die had een korporaal doodgeslagen en moest er ook aan gelooven. Ik was toen korporaal van het vuurpeloton en marcheerde achter den veroordeelde naar het terrein, waar de executie zou plaats hebben. De rook zijner cigarette kwam mij in den neus en zijn muts stond of hij met God en de wereld ruzie wilde maken. Hij liet zich niet blinddoeken en zijn geheele gezicht lachte, toen wij laadden. Hij wierp mij zijne beurs toe — er was een rijksdaalder in, waarvoor wij later op het heil van zijn ziel dronken — en riep: „Jongens, schiet mij niet in mijn gezicht”. Daar dit zijn laatste wensch was, hebben wij gedaan wat hij vroeg. Hij had twaalf kogels in zijn borst „heel netjes” naast elkander. In de openingen door de kogels gemaakt staken toen zijne kameraden bloemen en ze zeiden, dat het er erg mooi uitzag. Ik voor mij vond er niets moois aan. Maar ’t was een kranige kerel, en nu moet jij het ook zoo maken.
Ik dacht dat de Fries nu moed zou gekregen hebben, maar dat was mis. Als een dolle liep hij door zijne cel en schreeuwde: „ik laat me niet doodschieten; ik verd .... het”. En dan rende hij met zijn hoofd tegen den muur. Ik zei tegen hem: daar kan alleen de Koning iets aan doen, en als je weer met je hoofd tegen den muur bonst, en je hersenpan kapot wilt maken, laat ik je de ijzeren manchetten aandoen.
Toen ging de arme bliksem op zijn brits liggen en kermde, dat ik er akelig van werd: »Sergeant, sergeant, is er niets aan te doen?”
„Neen, jongen, zeide ik; daar kan alleen de Koning en de Gouverneur-generaal iets aan doen.” En zoo heb ik dit gezegd, begint het op eens daar buiten: boem, boem, boem, boem! Het schieten hield maar niet op. Bliksems, wat was dat? Ik vroeg het aan den soldaat, die vóór de tent heen en weer liep; die vroeg het aan een ander van de wacht en deze aan den kommandant der wacht. „De Koningin heeft een Prinsesje gekregen,” zeide hij. Ik keek den Fries eens aan en zei: „Kerel, wat bof-je. Van doodschieten komt er nu niets meer in, en gratie krijg je ook; dat geef ik je zwart op wit.”
Nu hadt ge zijn gezicht eens moeten zien. Ik dacht dat de kerel gek was geworden. Hij liep naar me toe en wilde me omhelzen. Ik zei tegen hem: „blijf van mijn lijf af, discipline moet er zijn.” Toen sprong hij eenige voeten hoog en kroop toen weder op zijn knieën en riep den lieven God aan en de heilige Maagd en de Koningin, en toen begon hij te bidden. Dat was een raar gezicht; want ik had in mijn langen diensttijd nooit een biddenden koloniaal gezien. Maar ik dacht bij me zelven: „jongen, je hebt gelijk, dat doet je goed.”
Zij hebben hem niet doodgeschoten; hij heeft maar tien of twintig jaar Leiden gekregen, want discipline moet er zijn. Zoo heeft dan de kleine Prinses reeds op den eersten dag, zonder dat zij het wist, een goed werk gedaan. Lang moog Zij leven!
Toen hief hij zijn glas in de hoogte en een daverend hoezee galmde door de zaal. Men klonk nog eens en toen gingen wij naar huis.


Men wordt verzocht ADVERTENTIËN voor de Arnhemsche Courant bestemd, rechtstreeks aan het Bureau te bezorgen of te werpen in de Brievenbus in de Ketelstraat.



MARKTEN.



Amsterdam, 6 Sept. Tarwe op levering vast; Nov. f 161, 162; Maart f 172.
Rogge op levering vast; Oct. f 120, 121; Maart 1894 f 119, 120.
Raapolie vliegend f 25 Europeesch, f 24 Indisch; Oct. f 23¾: Oct.-Dec. f 24; Mei 1894 f 24⅞.
Lijnolie vlieg. f 23¼, 23; Oct. f 22⅞, 22¼; Oct.-Dec. f 22⅛; Jan.-Mei 1894 f 21⅛ , 21⅜, 21¼.
Raapkoeken f 55 à 82. Lijnkoeken f 7¾ à 11½.
Petroleum. Vaster, Amerik. loco f 5.25, Sept, f 5.20, Sept.-Dec. f 5.30, Entr.

Schiedam, 6 Sept.

Moutwijn per Ned. vat zonder fust f 8.50 zonder bel.
Jenever „ „ „ „ „ „ 14.00 „ „
Amst. proef „ „ „ „ „ 15.25 „ „

Wageningen, 6 Sept. Varkens f 14 tot 18. Dragende dito f 25 tot 50. Zoogen f 30 tot 50. Biggen f 6 tot 9. Appelen f 1.50 tot f 2.00. Peren f 1.75 tot 2.50 per zak. Boter f 0.55 tot f 0.63 per KG. Eieren f 3.75 tpt 4.50 per 100 stuks. Kool 4 tot 6 ct. per stuk.